Titel
Verkrijging door bv van fictieve onroerende zaken niet vrijgesteld van overdrachtsbelasting
Publicatiedatum
04/04/2024
Categorie
Overdrachtsbelasting
Bron
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Aard
jurisprudentie
Nummer
ECLINLGHSHE2024824, 22/02274
Samenvatting

Overdrachtsbelasting wordt geheven bij de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken. Aandelen in een rechtspersoon, waarvan de bezittingen grotendeels bestaan uit onroerende zaken, vormen fictieve onroerende zaken. Bij de verkrijging van fictieve onroerende zaken wordt alleen overdrachtsbelasting geheven wanneer het belang van de verkrijger in de rechtspersoon na de verkrijging ten minste een derde bedraagt. De Hoge Raad heeft in een arrest uit 2018 geoordeeld dat met de regeling van fictieve onroerende zaak alleen bedoeld is te voorkomen dat door het tussenschuiven van rechtspersonen de heffing van overdrachtsbelasting wordt ontgaan. Met de fictie is niet beoogd de verkrijging van aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon onder de heffing van overdrachtsbelasting te brengen als de verkrijging van een onroerende zaak van die rechtspersoon zelf zou zijn vrijgesteld van overdrachtsbelasting.

Er geldt een vrijstelling voor de verkrijging in het kader van een bedrijfsopvolging van onroerende zaken, die tot het vermogen van een onderneming behoren. Voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsvrijstelling moet worden voldaan aan het verwantschapsvereiste en het voortzettingsvereiste. Hof Den Bosch leidt uit het arrest van de Hoge Raad uit 2018 af dat de verkrijger van alle aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon voor de toepassing van de overdrachtsbelasting geacht wordt de door de verkregen aandelen vertegenwoordigde vermogensbestanddelen van de onroerendezaakrechtspersoon te hebben verkregen. Als die vermogensbestanddelen een materiële onderneming vormen, is de bedrijfsopvolgingsvrijstelling van toepassing op de tot die onderneming behorende en aan de onderneming dienstbare onroerende zaken, mits aan het verwantschaps- en het voortzettingsvereiste is voldaan.

Het hof ziet in de jurisprudentie geen aanknopingspunt voor het standpunt dat voor de toepassing van het verwantschapsvereiste rechtspersoon moet worden gekeken naar de aandeelhouders van een rechtspersoon, die alle aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon verkrijgt. De verkrijgende rechtspersoon komt niet in aanmerking voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsvrijstelling, omdat deze niet behoort tot de in de wet opgenomen kring van verwanten.