Titel
Woonplaats bleef Nederland ondanks verhuizing naar Duitsland
Publicatiedatum
04/04/2024
Categorie
Internationaal
Bron
Gerechtshof Amsterdam
Aard
jurisprudentie
Nummer
ECLINLGHAMS2024721, 22/2549 en 22/2550
Samenvatting

Volgens de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen wordt de woonplaats van een persoon bepaald aan de hand van de omstandigheden. De Algemene ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet en de Wet langdurige zorg hanteren hetzelfde criterium.

Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad dient er voor een woonplaats in Nederland een duurzame band van persoonlijke aard te bestaan tussen de belanghebbende en Nederland. Die duurzame band met Nederland behoeft niet sterker te zijn dan de band met een ander land. Dat betekent dat het niet nodig is dat het middelpunt van iemands maatschappelijk leven zich in Nederland bevindt. Het is dus mogelijk dat iemand zowel in Nederland als in een ander land woont.

De vraag in een procedure voor Hof Amsterdam was of de belanghebbende tussen 4 februari 2015 en 20 december 2016 in Nederland of in Duitsland woonde. In die periode verhuurde de belanghebbende zijn woning in Nederland, maar behield hij zich het recht voor om maximaal 62 dagen per jaar over de woning te beschikken. De verhuurperiode eindigde op 1 januari 2017. Dat was het moment waarop de belanghebbende niet langer kon profiteren van bepaalde voordelen van het oude belastingverdrag met Duitsland. Dat wees erop dat de belanghebbende al vooraf het voornemen had om na twee jaar terug te keren naar Nederland en de woning permanent te betrekken. Van belang was verder dat de belanghebbende in beide jaren een substantieel aantal dagen in Nederland verbleef. Volgens Hof Amsterdam heeft de belanghebbende zijn persoonlijke banden van duurzame aard met Nederland niet verbroken. Aan de gestelde woonplaats in Duitsland doet verder af dat de belanghebbende in 2015 en 2016 langere tijd in Spanje in zijn vakantiewoning verbleef. Bijzondere omstandigheden, die wezen op een dubbele woonplaats, waren er niet.

Voor de toepassing van het belastingverdrag met Duitsland was bepalend met welk land de persoonlijke en economische betrekkingen het sterkst waren. Naar het oordeel van Hof Amsterdam zijn de persoonlijke banden van de belanghebbende het sterkst gebleven met Nederland. Ook de economische betrekkingen waren duidelijk sterker met Nederland dan met Duitsland. Het pensioen en de lijfrente kwamen uit Nederland, de voornaamste bezittingen lagen in Nederland en door de verhuur van die bezittingen nam de belanghebbende deel aan het economische verkeer in Nederland.