Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG
Datum 8 maart 2024
Betreft Beantwoording schriftelijke vragen over het ambtelijk rapport Aanpak Fiscale Regelingen
Ons kenmerk 2024-0000198735 Uw brief (kenmerk)
174681U
Geachte voorzitter,
De leden van de vaste commissie voor Financiën hebben kennisgenomen van mijn brief van 5 oktober 2023 inzake de aanbieding rapport Aanpak fiscale regelingen1. Naar aanleiding van dit rapport heeft het lid van de 50PLUS-fractie een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de JA21-fractie sluiten zich aan bij deze vragen en opmerkingen. In deze brief beantwoord ik deze vragen.
Vragen over verslag internetconsultatie
Het lid van de 50PLUS-fractie vraagt of de conclusie wordt gedeeld dat er op basis van de samenvatting van de reacties op de internetconsultatie brede steun bestaat onder particulieren en belastingadviseurs voor een systeem met een hoge vrije voet en lagere
tarieven en daarmee voor de langgekoesterde wens van de 50PLUS-fractie om de fiscale discriminatie van ouderen en niet werkenden te verminderen of zelfs te beëindigen. Dat is, volgens dit lid, immers de logische uitkomst, wanneer de inkomensafhankelijke fiscale
kortingen worden vervangen door een hogere belastingvrije voet en lagere of ‘verfijnde’ tarieven. Ook vraagt het lid van de 50PLUS-fractie of kan worden bevestigd dat de particulieren en deskundige deelnemers met hun beantwoording doelen op een vrije voet
die voor iedereen gelijk is, zoals dat voor 2001 het geval was. Tot slot vraagt het lid of de constatering wordt gedeeld dat de geciteerde wens niet voorkomt in de actuele programma’s van politieke partijen in de Tweede Kamer en de observatie deel dat genoemde
deelnemers aan de internetconsultatie de voorkeur geven aan een stelsel waar de grote inkomensafhankelijke heffingskortingen worden omgezet in een hogere belastingvrije voet en lagere tarieven, boven de alternatieven met uitkeerbare heffingskortingen, zoals
aangedragen door diverse politieke partijen.
De bijdrage van particulieren en professionele financiële dienstverleners aan de internetconsultatie vindt het kabinet zeer waardevol en geeft een indicatie van het beeld van deze particulieren en deze dienstverleners over de vraag hoe vereenvoudiging van
het belastingstelsel zou kunnen worden bereikt. Alhoewel het gaat om een beperkt aantal reacties waardoor de uitkomsten niet noodzakelijkerwijs representatief zijn voor alle burgers en dienstverleners, geeft het wel meer inzicht in de ideeën van particulieren
en dienstverleners over de vormgeving van een eenvoudiger belastingstelsel. De respondenten doen verschillende suggesties bij de vraag over vereenvoudiging waarbij vaak wordt voorgesteld om kortingen, toeslagen of aftrekposten af te schaffen en vervolgens
een stelsel in te richten met een (algemene) belastingvrije voet, met een vlaktaks voor iedereen, of lagere generieke tarieven voor iedereen of juist met meer schijven dan het huidige stelsel. Daarbij wordt tegelijkertijd bij een vraag over het belang van
fiscale regelingen ook steun uitgesproken voor het behoud van kortingen om te zorgen voor inkomensondersteuning. De verschillende en uiteenlopende reacties illustreren brede betrokkenheid bij de vormgeving van het belastingstelsel en de aanpak fiscale regelingen,
maar zijn ook soms tegengesteld waardoor het te vroeg is hier definitieve conclusies aan te verbinden. Ook kunnen reacties op het eerste gezicht in dezelfde richting wijzen, terwijl onderliggende argumenten van respondenten verschillen. Bijvoorbeeld omdat
de ene groep vereenvoudiging wil om marginale druk te verlagen en te bereiken dat ‘werken loont’, en een andere groep vereenvoudigingen wil omdat regels nu te ingewikkeld zijn of juist wil dat bepaalde groepen meer of minder belasting gaan betalen. De mogelijke
vervolgstappen naar een eenvoudiger belastingstelsel waarbij ook de eerdergenoemde suggesties van burgers en professionele dienstverleners verder kunnen worden meegenomen, zijn aan een nieuw kabinet.
Vragen m.b.t. inkomensafhankelijk heffingskortingen
Het lid van de fractie van 50-PLUS vraagt of de conclusie wordt gedeeld dat op basis van de ontwikkeling van de grote inkomensafhankelijke heffingskortingen, de beweging van dit kabinet sinds 2012, tegenovergesteld is geweest aan de wensen van particulieren
en belastingadviseurs (die hebben bijgedragen aan de internetconsultatie) voor een eenvoudiger stelsel met een belastingvrije voet en lagere tarieven, en niet door hen wordt gedragen. Ook vraagt het lid of wordt erkend dat belastingplichtigen vóór 2012 beter
in staat waren om de bruto- en netto-effecten van belastingheffing te voorspellen. Daarbij vraagt het lid of wordt erkend dat de afgenomen voorspelbaarheid van de belastingheffing als gevolg van de uitbouw van een stelsel met inkomensafhankelijke heffingskortingen
bijdraagt aan de complexiteit. Daarnaast vraagt het lid of wordt onderkend dat de vooraf ingevulde aangifte het proces weliswaar heeft vergemakkelijkt, maar dat het ook bijdraagt aan de beleving van complexiteit, omdat belastingplichtigen niet meer mee hoeven
te worden genomen in de berekening, en vraagt om een reflectie hierop. Voorts vraagt het lid of de nadelen van de uitbouw van een stelsel met inkomensafhankelijke heffingskortingen sinds 2012 toch aanzienlijk groter blijken te zijn dan bij de introductie in
2012/2013 werd aangenomen. Tot slot wordt gevraagd of de zienswijze wordt gedeeld dat de inkomensafhankelijke fiscale heffingskortingen de transparantie en de begrijpelijkheid van het belastingstelsel ernstig hebben ondermijnd.
Het demissionaire kabinet vindt het belangrijk dat werken loont en probeert met de heffingskortingen arbeidsparticipatie te bevorderen. Met de verschillende op- en afbouwtrajecten worden lage en middeninkomens bovendien gericht ondersteund. Dit zijn voor
het kabinet belangrijke doelstellingen die voor veel mensen van belang zijn. Met de vooraf ingevulde aangifte (VIA) wordt het voor belastingplichtigen gemakkelijker gemaakt om aangifte te doen doordat diverse (derden)gegevens automatisch al worden ingevuld.
Belastingplichtigen controleren vervolgens deze gegevens. De elektronische aangifte zorgt er vervolgens voor dat veel rekenwerk door het aangifteprogramma wordt overgenomen. Dat laatste zou er toe kunnen leiden dat sommige burgers e.e.a. niet meer goed kunnen
doorgronden.
Een belastingvrije voet maakt het stelsel inderdaad transparanter. Een belastingvrije voet werkt ongeveer hetzelfde als een heffingskorting, maar het verschil met een heffingskorting is dat belastingvrije voeten feitelijk werken als een aftrekpost, waardoor
het voordeel in euro’s groter is voor belastingplichtigen met een hoog inkomen. Bij een belastingvrije voet is het voordeel dan ook afhankelijk van het marginale belastingtarief, terwijl bij een heffingskorting het voordeel voor iedereen gelijk is, ongeacht
het inkomen. Om gerichter inkomensbeleid te voeren is een groot deel van de heffingskortingen daarom inkomensafhankelijk gemaakt. Het is hierdoor op voorhand voor de belastingbetaler moeilijker te weten wat de uiteindelijke heffingskorting zal zijn en wat
het marginale belastingtarief is, waar belastingplichtigen bij een belastingvrije voet direct kunnen weten en zien dat dat de eerste X euro aan inkomen is vrijgesteld van belasting en wat de tarieven zijn.
In een stelsel met een belastingvrije voet zou de marginale belastingdruk tot uiting komen in lagere tarieven. Het omzetten van de heffingskortingen naar de tarieven (waardoor in feite een belastingvrije voet ontstaat) gaat gepaard met inkomenseffecten.
Die inkomenseffecten kunnen fors zijn voor bepaalde groepen, afhankelijk van de heffingskortingen waar zij in het huidige stelsel recht op hebben. Het is dus ook niet zo dat de marginale druk dan ook automatisch lager wordt. Dit is weliswaar mogelijk, maar
dit leidt ofwel tot budgettaire derving of tot inkomenseffecten.
Het is uiteindelijk een afweging tussen die inkomenseffecten, economische effecten zoals de impact op de werking van de arbeidsmarkt, de uitvoerbaarheid van het wijzigen van het stelsel voor de Belastingdienst en de uiteindelijke winst voor de burger in
termen van transparantie en eenvoud. Het huidige (demissionaire) kabinet heeft in die afweging meer waarde gehecht aan het ondersteunen van lagere inkomens. Dit voorjaar wordt de evaluatie van de heffingskortingen en de tariefstructuur verwacht, op basis waarvan
een nieuw kabinet al dan niet andere keuzes kan maken.
Vragen over inzicht in financiële gevolgen van de arbeidskorting
Een aantal vragen betreft de arbeidskorting. Het lid van de 50PLUS-fractie vraagt of er een inschatting kan worden gegeven over welk deel van de belastingplichtigen wel of niet in staat zijn om de berekening van de hoogte van de arbeidskorting voor zichzelf
te maken? Daarbij vraagt het lid of daar formeel of informeel onderzoek naar is gedaan.
Er zijn geen onderzoeken bekend waarin is onderzocht in hoeverre belastingplichtigen in staat zijn om zelf de hoogte van hun arbeidskorting (AK) te berekenen. Wel wordt de arbeidskorting onderzocht in de aankomende evaluatie van de heffingskortingen en tariefstructuur
in box 1 van de inkomstenbelasting. Onderdeel van deze evaluatie is een enquête onder belastingplichtigen, waarin onder andere wordt gevraagd of belastingplichtigen weten of ze recht hebben op AK en of ze bekend zijn met de voorwaarden om in aanmerking te
komen voor AK. Ook is aan deze belastingplichtigen gevraagd om hun eigen marginale druk in te schatten. Dit biedt inzicht in de mate waarin belastingplichtigen het belastingstelsel doorzien en kunnen inschatten hoeveel ze overhouden als ze (meer) gaan werken.
Dit onderzoek zal naar verwachting dit voorjaar worden afgerond en met de Kamer worden gedeeld.
Het lid van de 50PLUS-fractie verzoekt verder om een overzicht te geven van de hoogte van de arbeidskorting voor mensen met een inkomen van 1000, 2000, 3000, oplopend tot 125.000 euro. In tabel 1 wordt de hoogte van de arbeidskorting weergegeven voor verschillende
inkomensniveaus voor een belastingplichtige jonger dan de AOW-leeftijd.
Tabel 1 – Hoogte van de arbeidskorting (AK) bij verschillende hoogtes van het arbeidsinkomen voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-leeftijd (bedragen 2024 in €)
Arbeids-inkomen
|
AK
|
Arbeids-inkomen
|
AK
|
Arbeids-inkomen
|
AK
|
1.000
|
84
|
43.000
|
5.334
|
85.000
|
2.600
|
2.000
|
169
|
44.000
|
5.269
|
86.000
|
2.535
|
3.000
|
253
|
45.000
|
5.204
|
87.000
|
2.470
|
4.000
|
337
|
46.000
|
5.139
|
88.000
|
2.404
|
5.000
|
421
|
47.000
|
5.074
|
89.000
|
2.339
|
6.000
|
506
|
48.000
|
5.008
|
90.000
|
2.274
|
7.000
|
590
|
49.000
|
4.943
|
91.000
|
2.209
|
8.000
|
674
|
50.000
|
4.878
|
92.000
|
2.144
|
9.000
|
758
|
51.000
|
4.813
|
93.000
|
2.079
|
10.000
|
843
|
52.000
|
4.748
|
94.000
|
2.014
|
11.000
|
927
|
53.000
|
4.683
|
95.000
|
1.949
|
12.000
|
1.128
|
54.000
|
4.618
|
96.000
|
1.884
|
13.000
|
1.443
|
55.000
|
4.553
|
97.000
|
1.819
|
14.000
|
1.757
|
56.000
|
4.488
|
98.000
|
1.753
|
15.000
|
2.071
|
57.000
|
4.423
|
99.000
|
1.688
|
16.000
|
2.386
|
58.000
|
4.357
|
100.000
|
1.623
|
17.000
|
2.700
|
59.000
|
4.292
|
101.000
|
1.558
|
18.000
|
3.014
|
60.000
|
4.227
|
102.000
|
1.493
|
19.000
|
3.329
|
61.000
|
4.162
|
103.000
|
1.428
|
20.000
|
3.643
|
62.000
|
4.097
|
104.000
|
1.363
|
21.000
|
3.957
|
63.000
|
4.032
|
105.000
|
1.298
|
22.000
|
4.272
|
64.000
|
3.967
|
106.000
|
1.233
|
23.000
|
4.586
|
65.000
|
3.902
|
107.000
|
1.168
|
24.000
|
4.900
|
66.000
|
3.837
|
108.000
|
1.102
|
25.000
|
5.162
|
67.000
|
3.772
|
109.000
|
1.037
|
26.000
|
5.187
|
68.000
|
3.706
|
110.000
|
972
|
27.000
|
5.212
|
69.000
|
3.641
|
111.000
|
907
|
28.000
|
5.237
|
70.000
|
3.576
|
112.000
|
842
|
29.000
|
5.261
|
71.000
|
3.511
|
113.000
|
777
|
30.000
|
5.286
|
72.000
|
3.446
|
114.000
|
712
|
|
31.000
|
5.311
|
73.000
|
3.381
|
115.000
|
647
|
|
32.000
|
5.335
|
74.000
|
3.316
|
116.000
|
582
|
|
33.000
|
5.360
|
75.000
|
3.251
|
117.000
|
517
|
|
34.000
|
5.385
|
76.000
|
3.186
|
118.000
|
451
|
|
35.000
|
5.410
|
77.000
|
3.121
|
119.000
|
386
|
|
36.000
|
5.434
|
78.000
|
3.055
|
120.000
|
321
|
|
37.000
|
5.459
|
79.000
|
2.990
|
121.000
|
256
|
|
38.000
|
5.484
|
80.000
|
2.925
|
122.000
|
191
|
|
39.000
|
5.508
|
81.000
|
2.860
|
123.000
|
126
|
|
40.000
|
5.529
|
82.000
|
2.795
|
124.000
|
61
|
|
41.000
|
5.464
|
83.000
|
2.730
|
125.000
|
-
|
|
42.000
|
5.399
|
84.000
|
2.665
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voorts vraagt het lid om een reflectie op de suggestie om deze informatie ook beschikbaar te maken op de website van de Belastingdienst, voor alle mensen die de berekening van de arbeidskorting niet kunnen volgen of nalopen. Op de website van de Belastingdienst
is de berekening voor de arbeidskorting van verschillende jaren terug te vinden.2 Het bedrag van de arbeidskorting staat ook altijd aangegeven wanneer iemand aangifte inkomstenbelasting doet, op basis van het daadwerkelijke arbeidsinkomen van de belastingplichtige.
Het aangeven van de arbeidskorting bij verschillende hoogte standaardbedragen heeft naar verwachting weinig toegevoegde waarde voor de begrijpelijkheid, met name omdat daarbij alsnog geen inzicht wordt gegeven in de effecten voor het besteedbare inkomen van
de betreffende burger.
Vragen over kwantificeren van gevolgen fiscale maatregelen voor complexiteit of voorspelbaarheid
Het lid van de 50PLUS-fractie vraagt of het beeld wordt erkend dat het veel lastiger is om de afname van voorspelbaarheid en de toename van de beleving van complexiteit in cijfers uit te drukken dan de inkomenseffecten van het verhogen of verlagen van heffingskortingen.
Daarnaast vraagt het lid of dan ook de visie wordt gedeeld dat het extreem moeilijk is om te beoordelen wat de werkelijke maatschappelijke en economische schade is van de toegenomen complexiteit en de afname van de voorspelbaarheid. Hierbij vraagt het lid
welke indicatoren er zijn om te beoordelen wat de maatschappelijke en de economische schade is van toegenomen complexiteit en afgenomen voorspelbaarheid en naar mogelijkheden om deze effecten cijfermatig beter inzichtelijk te maken.
De inkomenseffecten voor burgers van wijzigingen in de inkomstenbelasting worden berekend met Mimosi, een microsimulatiemodel ontwikkeld door CPB. Voor het in kaart brengen van de gevolgen voor de complexiteit en voorspelbaarheid van het belastingstelsel
bestaat geen rekenmodel. Het kabinet erkent dat het niet eenvoudig is om de gevolgen van een maatregel op deze gebieden cijfermatig inzichtelijk te maken. Dat neemt niet weg dat de effecten van nieuw beleid op de complexiteit en begrijpelijkheid van het stelsel
een wezenlijk onderdeel zijn van de besluitvorming.
Er worden verschillende instrumenten ingezet om de gevolgen van nieuwe wetgeving voor de complexiteit van het stelsel in kaart te brengen. Zo voert de Belastingdienst ten aanzien van nieuwe fiscale maatregelen een Uitvoeringstoets uit waarbij inzicht wordt
gegeven in de gevolgen van het voorstel voor de uitvoering. Daarin worden ook de complexiteitsgevolgen en de gevolgen voor interactie met burgers en bedrijven inzichtelijk gemaakt. Daarnaast wordt een ‘doenvermogenscan’ uitgevoerd om inzicht te krijgen in
hoeverre een voorstel het doenvermogen van burgers en ondernemers belast en of deze belasting kan worden gereduceerd. Ook worden de administratieve lasten voor burgers en bedrijven geraamd en getoetst door het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Daarmee
speelt het effect op de complexiteit en transparantie van het stelsel een belangrijke rol bij de besluitvorming.
Vragen over fasering van aanpassingen stelsel
Het lid van de 50PLUS-fractie vraagt of de terugsluis van de opbrengst van bepaalde fiscale regelingen -afhankelijk van de omvang en de verfijning- ook de maatschappelijke en economische schade van het afschaffen of beperken van andere fiscale regelingen
vermindert en of dit, als het juist is, ervoor pleit om een grote herziening in één keer te doen in plaats van een fasering waarbij eerst een beperkte selectie van heffingskortingen wordt aangepakt. Voorts vraagt het lid of het niet beter is om de voorgenomen
afschaffing van ondoelmatige fiscale regelingen in hetzelfde jaar te laten plaatsvinden als de stelselherziening; temeer omdat de compensatie met lagere tarieven dan meteen bijdraagt aan het mitigeren van de nadelige effecten. De 50PLUS-fractie benoemt dat
het zeer moeilijk zal zijn om het financiële kader van de belastingherziening rond te krijgen. Indien bepaalde fiscale faciliteiten al ruim voor de herziening worden afgeschaft of versoberd, vervalt ook een deel van de dekking voor de stelselherziening en
moet de eventuele compensatie later weer apart worden geregeld.
Bij het aanpassen of afschaffen van fiscale regelingen en het verbeteren van het belastingstelsel kan het terugsluizen van (een deel van de) middelen mogelijk een rol spelen bij het mitigeren van maatschappelijke en economische gevolgen. Of dit nodig is
en op welke wijze staat echter niet op voorhand vast. In geval van grotere en meer ingrijpende wijzigingen, zoals bij een stelselherziening ligt het voor de hand dat de effecten van aanpassingen in samenhang worden bezien. Daarnaast blijft het ook continu
van belang om fiscale regelingen waarvan bijvoorbeeld met een evaluatie is vastgesteld dat deze regelingen niet of onvoldoende doelmatig of doeltreffend zijn in beeld te houden. In de begrotingsregels van het kabinet is vastgelegd dat het kabinet in deze gevallen
voorstellen voor verbetering of afschaffing doet of toelicht waarom dat niet aan de orde is. De afgelopen jaren zijn mede door deze regels 22 fiscale regelingen versoberd of afgeschaft. Deze systematiek zorgt voor discipline en helpt om het belastingstelsel
te verbeteren en te vereenvoudigen.
Hoogachtend,
de staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst,
Marnix L.A. van Rij
1 Kamerstukken I, 2023-2024, 36202/ 32140, AH
2https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/prive/inkomstenbelasting/heffingskortingen_boxen_tarieven/heffingskortingen/arbeidskorting/tabel-arbeidskorting-2024.