Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 12 februari 2024
Betreft Antwoorden twee sets schriftelijke vragen DAC7 van NSC en BBB
Uw brief (kenmerk) 2024Z010492 / 2024Z010493 Bijlagen
1. Antwoorden KV NSC DAC7 2. Antwoorden KV BBB DAC7
Geachte voorzitter,
Bijgaand zend ik u de beantwoording van de schriftelijke vragen (2024Z010492) van de leden Idsinga, Postma en Six Dijkstra (allen Nieuw Sociaal Contract) over de berichten 'Verkopen op Vinted of Marktplaats? De Belastingdienst kijkt mee', 'Fiscus kijkt mee
met verkoop op Vinted en Marktplaats: dit betekent het voor jouw verdiensten' en 'Vanaf nu weet de Belastingdienst ook wat de fanatieke Marktplaatser verdient'.
U ontvangt ook de beantwoording van de schriftelijke vragen (2024Z010493) van het lid Vermeer (BBB) over het bericht 'Verkopen op Vinted of Marktplaats? De Belastingdienst kijkt mee'.
Hoogachtend,
de staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst,
Marnix L.A. van Rij
2024ZO1492
(ingezonden 31 januari 2024)
Schriftelijke vragen van de leden Idsinga, Postma en Six Dijkstra (allen Nieuw Sociaal Contract) aan de staatssecretaris van Financiën over de berichten 'Verkopen op Vinted of Marktplaats? De Belastingdienst kijkt mee', 'Fiscus kijkt mee met verkoop
op Vinted en Marktplaats: dit betekent het voor jouw verdiensten' en 'Vanaf nu weet de Belastingdienst ook wat de fanatieke Marktplaatser verdient'
Vraag 1
Bent u bekend met bovengenoemde berichten?1 2 3
Antwoord vraag 1
Ja, ik ben bekend met de genoemde berichten.
Vraag 2
Bent u het met ons eens dat het belangrijk is dat dat de overheid barrières voor tweedehands spullen niet onnodig hoog moet maken om de circulaire economie te stimuleren?
Vraag 3
Herkent u de zorgen dat veel verkopers van tweedehandsspullen die jaarlijks meer dan dertig items of voor meer dan 2000 euro verkopen via websites zoals Vinted, Marktplaats of Bol komen straks in beeld komen bij de fiscus en bang zijn dat ze extra belastingen
moeten betalen?
Antwoorden vraag 2 en 3
Ik onderschrijf dat, zoals Marktplaats in het NOS-artikel opmerkt, de overheid barrières voor tweedehands spullen niet onnodig hoog moet maken om de circulaire economie te stimuleren. Verkopers van goederen die incidenteel actief zijn op platforms als Vinted,
Marktplaats of Bol zijn onder de Europese richtlijn DAC 7 (hierna: de richtlijn) daarom uitgezonderd.4 Dat betekent dat platforms van hen niet de in de richtlijn vermelde persoonsgegevens hoeven te verzamelen. Van een incidentele (uitgesloten) verkoper is
sprake als de verkoper in een kalenderjaar minder dan 30 transacties heeft verricht en hij niet meer dan € 2.000 met de in dat jaar verrichte transacties heeft verdiend (hierna: de drempel).5 Concreet betekent dit dat platforms een rapportageverplichting hebben,
indien een verkoper 30 (of meer) verkooptransacties verricht of een bedrag van € 2.000 (of meer) per jaar ontvangt. De Nederlandse regering heeft met de drempel ingestemd omdat zij vindt dat daarmee een goede balans wordt bereikt tussen de primaire doelstelling
van de richtlijn enerzijds, te weten het bevorderen van de juiste belastingheffing door de lidstaten, en het uitvoerbaar houden van de richtlijn voor zowel platforms, verkopers als de belastingdiensten van de lidstaten anderzijds. Ik verwijs hierbij ook naar
de parlementaire behandeling van het implementatiewetsvoorstel. Van belang is op te merken dat de richtlijn geen nieuwe fiscale verplichtingen voor verkopers in het leven roept. De richtlijn staat op zichzelf los van beantwoording van de vraag of een verkoper
naar nationaal belastingrecht ondernemer is. De richtlijn brengt evenmin nieuwe verplichtingen met zich mee voor de omzetbelasting. De richtlijn heeft dus niet tot gevolg dat een verkoper meer belasting moet betalen. De informatie die de inspecteur op grond
van de richtlijn ontvangt vormt voor de inspecteur informatie aan de hand waarvan hij de juistheid en volledigheid van de door de verkoper ingediende aangiften beter kan controleren. Dit bevordert een juiste belastingheffing en daarmee de belastingmoraal.
Dat is ook de doelstelling van de richtlijn.
Vraag 4
Bent u het met ons eens dat onduidelijkheid rondom de fiscale positie moet worden weggenomen?
Antwoord 4
Ik ben het met u eens dat onduidelijkheid rondom de fiscale positie zoveel mogelijk moet worden voorkomen. De Belastingdienst geeft om die reden via de website algemene informatie en voorlichting. Voor de inkomstenbelasting heeft de Belastingdienst onder
meer de online OndernemersCheck beschikbaar gesteld. Met behulp van deze check en andere informatie die de Belastingdienst op www.belastingdienst.nl aanbiedt, kan een belastingplichtige beoordelen of hij waarschijnlijk wel of niet ondernemer voor de inkomstenbelasting
is. Aangezien de vraag of sprake is van een bron van inkomen, zoals winst uit onderneming, loon uit dienstbetrekking of resultaat uit overige werkzaamheden afhankelijk is van specifieke feiten en omstandigheden. Het is niet mogelijk om in het algemeen aan
te geven of hier in een individueel geval sprake is van een bron van inkomen. Als de kosten naar verwachting structureel hoger zijn dan de vergoeding dan is er geen sprake van een bron van inkomen. Het is wel mogelijk om in een individueel geval in vooroverleg
te treden met de belastinginspecteur om duidelijkheid te krijgen over de eigen fiscale positie.
Vraag 5
Van hoeveel mensen heeft de Belastingdienst deze informatie, aangeleverd via de digitale platforms, ontvangen?
Antwoord 5
Platforms opereren vaak in meerdere landen. De platformexploitanten kunnen ook in een andere lidstaat van de Europese Unie de rapportages over de verkopers indienen. De belastingdiensten van de lidstaten wisselen op basis van de richtlijn vervolgens deze
rapportages uit. Dit doen ze in februari 2024 voor het eerst. Pas daarna ontstaat er zicht op de totale hoeveelheid Nederlandse verkopers die zijn aangeleverd via de digitale platforms.
Vraag 6
Kunt u in een tabel uitsplitsen welke soort categorieën daarbij onderscheiden kunnen worden (waaronder: aantallen items/transacties en verkoopcijfers)?
Antwoord 6
Zie hiervoor antwoord op vraag 5. In februari 2024 worden de gegevens voor het eerst ontvangen.
Vraag 7
Kunt u per categorie aangeven welke opvolging door de Belastingdienst gegeven zal worden? In hoeveel gevallen verwacht u naheffingen en of -vorderingen?
Antwoord 7
De ontvangen gegevens zullen in de systemen van de Belastingdienst moeten worden opgenomen en er zal een analyse moeten plaatsvinden op de gegevens. Daarna zullen deze gegevens, voor zover relevant, gebruikt worden in de bestaande reguliere handhavings-
en toezichtsprocessen.
Vraag 8
Hoeveel fte's bij de Belastingdienst zijn hiermee gemoeid?
Antwoord 8
Met de uitvoering van DAC 7 is een inzet gemoeid van 55 fte incidenteel en 92 fte structureel. Daarnaast zijn er nog kosten voor het inregelen van de automatisering. Ik heb uw Kamer over de gevolgen voor de uitvoering geïnformeerd via de uitvoeringstoets6.
Vraag 9
Hoe bakent de Belastingdienst 'hobby's' af van activiteiten en/of transacties die wél van belang zijn voor de belastingaangifte?
Antwoord 9
Of inkomstenbelasting moet worden betaald over de verkopen is afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Als de activiteiten alleen hobbymatig of in de privésfeer plaatsvinden, en er zijn redelijkerwijs geen voordelen te verwachten, is er geen sprake van
een bron van inkomen, zoals winst uit onderneming. Op deze wijze wordt voor de inkomstenbelasting het onderscheid gemaakt tussen hobby’s en belaste activiteiten. Als er geen sprake is van een bron van inkomen, is geen inkomstenbelasting verschuldigd. Voor
de btw leiden incidentele verkopen niet tot ondernemerschap, maar bij regelmatige verkoopactiviteiten komt het ondernemerschap voor de btw in beeld ongeacht of winst wordt gemaakt. Overigens kan daarop mogelijk een vrijstelling voor de btw, de Kleineondernemersregeling
(KOR), worden toegepast.
Vraag 10
Welke specifieke factoren bepalen het onderscheid tussen 'hobby' en 'handel' en welke concrete fiscale gevolgen zijn daaraan verbonden?
Antwoord 10
Voor de beoordeling of sprake is van een bron van inkomen zijn alle feiten en omstandigheden van belang. Zie in dit kader bijvoorbeeld ook de publicatie hierover op de website van de Belastingdienst7. De Belastingdienst kijkt voor de beoordeling van het
ondernemerschap onder meer naar continuïteit, ondernemersrisico, bedrijfsomvang, zelfstandigheid en resultaat. Op de website van de Belastingdienst staat uitgebreide informatie over het ondernemerschap8. Als men kwalificeert als ondernemer voor de inkomstenbelasting
kan recht bestaan op bepaalde faciliteiten die voor ondernemers gelden. Denk aan bijvoorbeeld de MKB-winstvrijstelling, zelfstandigenaftrek en startersaftrek. Voor de btw gaat het om de zelfstandige uitoefening van een bedrijf of beroep of de exploitatie van
een vermogensbestanddeel. De kwalificatie van een activiteit als ‘hobby’ sluit het ondernemerschap voor de btw niet per definitie uit. Ook als iemand geen ondernemer is voor de inkomstenbelasting, kan hij ondernemer zijn voor de btw als hij regelmatig zaken
verkoopt en daarmee opbrengst behaalt. Voor de btw geldt wel een registratiedrempel van € 1.800 per kalenderjaar (per 2025 wordt dit € 2.200). Ondernemers met een omzet onder deze drempel, kunnen zonder aanmelding gebruik maken van de KOR en buiten verdere
btw-verplichtingen blijven. Meer informatie hierover is te vinden op de website van de Belastingdienst9.
Vraag 11
Gelden daarbij voor de inkomstenbelasting en de btw dezelfde regels? Zo nee, waarin wijken deze af en waarom? Zo nee, bent u bereid om deze regels voor 'standaard situaties' gelijk te trekken?
Antwoord 11
De regels voor de inkomstenbelasting en de btw zijn niet hetzelfde. Voor de inkomstenbelasting moet er sprake zijn van een bron van inkomen om de activiteiten in de heffing te betrekken. Voor de btw geldt dat het ondernemerschap is gebonden aan Europese
regelgeving (de Btw-richtlijn). Er is sprake van ondernemerschap als een economische activiteit wordt uitgeoefend. Het begrip economische activiteit wordt ruim uitgelegd en is onafhankelijk van het oogmerk of resultaat. Wat het ondernemerschap betreft verschillen
de inkomstenbelasting en de btw fundamenteel. Voor de inkomstenbelasting gaat het namelijk om een winstbelasting terwijl het bij de btw gaat om een transactiebelasting. Dat maakt dat er geen ‘standaard situaties’ zijn die wat regelgeving betreft gelijk zijn
te trekken.
Vraag 12
Bent u het met ons eens dat een 'drempel' van 30 items (of transacties) of een jaaromzet van 2000 euro te laag is om als ondernemer te kwalificeren? Zo nee, waarom niet?
Vraag 13
Zou de mogelijkheid kunnen worden verkend dat alle items die verkocht worden als tweedehands, tweedekans of via het vinkje 'gebruikt' niet in aanmerking hoeven te komen voor de regeling van 2000 euro of 30 stuks? Zo nee, waarom niet?
Antwoorden 12 en 13
De drempel staat op zichzelf los van beantwoording van de vraag of een verkoper een bron van inkomen heeft en bijvoorbeeld kwalificeert als een ondernemer. De drempel betekent dat platforms de in de richtlijn vermelde persoonsgegevens dienen te verzamelen.
De vraag of iemand een ondernemer is moet namelijk worden beantwoord aan de hand van de criteria die de nationale belastingwet stelt. In Nederland gaat het dan om de vraag of er sprake is van een bron van inkomen voor de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB
2001) en vervolgens om het ondernemersbegrip in de zin van artikel 3.4 Wet IB 2001 en artikel 7 Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB 1968). Er kan dus niet worden gezegd dat wanneer een verkoper onder de drempel valt, hij wel of geen ondernemer is in de zin
van de genoemde wetten.
Het uitzonderen van het verzamelen en aanleveren van gegevens items doet afbreuk aan de effectiviteit van de richtlijn. Inkomsten die met de verkoop van dergelijke items worden gegenereerd vormen immers mogelijk belastbare inkomsten voor de Wet IB 2001 of
de Wet OB 1968. Het uitzonderen daarvan heeft tot gevolg dat de inspecteur over gebrekkige contra-informatie beschikt bij het beoordelen van door de verkoper ingediende aangiften, wat er vervolgens toe kan leiden dat te weinig belasting wordt geheven. Daarom
ligt het niet voor de hand om dit in Europees verband verder te verkennen.
Vraag 14
Herkent u het beeld van de in het NOS-artikel aangehaalde registeraccountant dat het lastig is om vast te stellen wanneer je als ondernemer wordt beschouwd en wanneer niet?
Antwoord 14
Het in het NOS-artikel geschetste beeld herken ik. De richtlijn heeft hier geen verandering in gebracht. De beantwoording van de vraag of er sprake is van een bron van inkomen en vervolgens of sprake is van bijvoorbeeld winst uit onderneming of resultaat
uit overige werkzaamheden voor de Wet IB 2001, hangt namelijk voor een belangrijk deel af van de feiten en omstandigheden. Dat is onder meer het geval als het gaat om de voorwaarde of de winst redelijkerwijs wordt beoogd of verwacht. Of sprake is van een bron
van inkomen zal dus van geval tot geval moeten worden bekeken. Als de kosten de opbrengsten overstijgen zal niet snel sprake zijn van een bron van inkomen. Daarbij komt dat voor het ondernemerschap in de btw andere regels gelden, het ondernemerschap voor de
inkomstenbelasting en de btw lopen daarom niet parallel.
Vraag 15
Indien het antwoord op vraag 14 ja is, deelt u dan de mening om hierdoor te pleiten om de fiscale regels (i) via heldere voorlichting onder de aandacht te laten brengen en/of (ii) te overwegen om met nieuwe eenduidige regelgeving (bijvoorbeeld 'vaste en
objectieve parameters', zoals omzetgrens, winstgrens, etc.) die in de meerderheid van de gevallen zorgen voor duidelijk houvast?
Antwoord 15
De Belastingdienst doet op dit vlak al veel aan voorlichting en zal dat ook blijven doen.
Op de website van de Belastingdienst staat uitgebreide informatie over het ondernemerschap en het starten als ondernemer. Men kan de ondernemerscheck als hulpmiddel invullen om te kijken of er mogelijk sprake is van ondernemerschap10. Daarnaast intensiveert
de Belastingdienst de voorlichting aan particulieren die verkopen, verhuren of hun diensten aanbieden via online platformen. Dit doet de Belastingdienst door de informatie hierover op de eigen website uit te breiden en deze informatie breed bij burgers onder
de aandacht te brengen. De richtlijn is voor mij geen reden om nieuwe regelgeving inzake het hebben van een bron van inkomen (bijvoorbeeld winst uit onderneming en resultaat uit overige werkzaamheden) te overwegen omdat de richtlijn geen verandering in deze
begrippen aanbrengt en deze begrippen al decennia in de rechtspraak worden ontwikkeld.
Vraag 16
Indien het antwoord op vraag 14 ja is, kunt u dan aangeven welke initiatieven op deze beide punten reeds lopen en/of bent u bereid om beide verder te verkennen?
Antwoord 16
De Belastingdienst doet op dit vlak al veel aan voorlichting en zal dat ook blijven doen. Op de website van de Belastingdienst uitgebreide informatie over het ondernemerschap en het starten als ondernemer11. Men kan de ondernemerscheck als hulpmiddel invullen
om te kijken of er mogelijk sprake is van ondernemerschap. Daarnaast intensiveert de Belastingdienst de voorlichting aan particulieren die verkopen, verhuren of hun diensten aanbieden via online platformen. Dit doet de Belastingdienst door de informatie hierover
op de eigen website uit te breiden en deze informatie breed bij burgers onder de aandacht te brengen.
Vraag 17
Hoeveel fiscale geschillen zijn op dit moment aanhangig over de vraag of een particulier wel of niet als ondernemer moet worden aangemerkt? Bent u het met ons eens dat het, nu DAC7 van kracht is geworden, zeer aannemelijk is dat (veel) meer disputen zullen
volgen?
Antwoord 17
Het is niet bekend hoeveel geschillen over de vraag of een particulier wel of niet als ondernemer moet worden aangemerkt. Op dit moment is niet te beoordelen of DAC7 tot een toename van geschillen gaat leiden. Zoals ik heb aangegeven worden de eerste gegevens
in februari 2024 ontvangen.
Vraag 18
Indien het antwoord op vraag 17 ja is, pleit dit dan niet voor meer duidelijkheid zoals genoemd in de vorige vraag?
Antwoord 18
Zie het antwoord op vraag 17.
Vraag 19
Deelt u de angst dat, wanneer voldaan moet worden aan DAC7, naast de inkomsten, ook veel gevoelige persoonsgegevens zoals het Burgerservicenummer van miljoenen gebruikers verzameld zullen worden?
Vraag 20
Deelt u tevens de angst dat als gevoelige persoonsgegevens in verkeerde handen vallen, ze kunnen worden gebruikt voor onder meer identiteitsfraude of online afpersing? Zo ja, wat gaat de regering daartegen doen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 21
Kunt u uitgebreid reflecteren op de geuite zorgen uit het bericht van NRC dat PWC vraagtekens zet bij de grote hoeveelheid persoonsgevoelige informatie, met betrekking tot de opslag, beveiliging en overdracht van gegevens, die de bedrijven voor de Belastingdienst
moeten verzamelen?
Vraag 22
Kunt u uitgebreid reflecteren op het feit dat een jurist van stichting Privacy First in het NRC-artikel zorgen uit over de beveiliging van de gegevens en de capaciteit voor de handhaving van de regels?
Vraag 23
Hoe verhoudt dit zich tot de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren van het kabinet, waarin gesteld wordt dat het "belangrijk [is] paal en perk te stellen aan publieke en private partijen die allerlei persoonlijke data verzamelen, verhandelen en soms kwijtraken"?12
Antwoorden 19, 20, 21, 22 en 23
De richtlijn is voor alle betrokken partijen - verkopers, platforms en de Belastingdienst - nieuw. Ik heb er alle begrip voor dat de toepassing daarvan, zoals het verzamelen van persoonsgegevens zoals het burgerservicenummer (bsn), vragen oproept. De richtlijn
is de uitkomst van intensief overleg en onderhandelingen tussen de lidstaten, de Europese Commissie en het Europees Parlement. Daarbij is onderkend dat het door platforms verzamelen van dergelijke gegevens ingrijpend kan zijn, maar dat dit voor het realiseren
van de doelstelling van de richtlijn, namelijk de juiste belastingheffing door lidstaten, noodzakelijk is omdat de belastingdiensten van de lidstaten onvoldoende zicht hadden op belastbare inkomsten die in de platformeconomie worden gegenereerd. Zonder bsn
kan de inspecteur de door de platforms aangeleverde informatie over verkopers niet koppelen aan belastingplichtigen en dus niet de doelstelling van de richtlijn verwezenlijken. De European Data Protection Board - de Europese tegenhanger van de nationale Autoriteit
Persoonsgegevens (hierna: de AP) - over de richtlijn positief geadviseerd13. De nationale AP heeft een blanco advies uitgebracht. Dat neemt niet weg dat zowel de platforms als de Belastingdienst op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)
voor een goede beveiliging van persoonsgegevens moeten zorgen om het risico van bijvoorbeeld identiteitsfraude zoveel als mogelijk te verkleinen. Dit vraagt inderdaad de nodige inspanningen van hen. Ik verwijs ook naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel
waarmee de richtlijn is geïmplementeerd. Daarin is uitgebreid ingegaan op gegevensbescherming en de administratieve lastendruk14. Meer persoonsgegevens dan noodzakelijk voor het realiseren van voormelde doelstelling worden niet verzameld, zodat in die zin
geen spanning ontstaat met de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren.
1 NOS Nieuws, 27 januari 2024, 'Verkopen op Vinted of Marktplaats? De Belastingdienst kijkt mee' (https:/lnos.nl/artikel/2506444-verkopen-op-vinted-of-marktplaats-de-belastingdienst-kijkt-mee)
2 De Telegraaf, 27 januari 2024, 'Fiscus kijkt mee met verkoop op Vinted en Marktplaats: dit betekent het voorjouw verdiensten' (https://www.telegraaf.nl/financieel/592506175/fiscus-kijkt-mee-met-verkoop-op-vinted-en-marktplaats-dit-betekent-het-voor jouw-verdiensten)
3 NRC, 28 januari 2024, 'Vanaf nu weet de Belastingdienst ook wat de fanatieke Marktplaatser verdient' (https://www.nrc.nl/nieuws/2024/01/28/vanaf-nu-weet-de-belastingdienst-ook-wat-de-fanatieke-marktplaatser-verdient-a4188372 )
4 Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen.
5 Bijlage V, Deel I, onderdeel B, onderdeel 4, onder d, van de richtlijn.
6 Bijlage bij Kamerstukken II 2021-22, 36 063, nr. 3.
7 Interneteconomie en deeleconomie (belastingdienst.nl)
8 https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/startende-ondernemer/startende-ondernemer
9 https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/btw/hoe_werkt_de_btw/kleineondernemersregeling/registratiedrempel-voor-kleine-ondernemers
10 https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/ondernemers/content/hulpmiddel-checken-of-ik-ondernemer-ben-voor-de-inkomstenbelasting
11 https://goedestartbelastingdienst.nl/
12 Bijlage Kamerstuk 26643, nr. 1112
13 Zie overweging 35 van de preambule bij de richtlijn.
14 Kamerstukken II 2021-2022, 36063, nr. 3, par. 3 en 4 (p. 16 e.v.).
Vraag 24
Wilt u de vragen afzonderlijk en vóór het binnenkort te houden commissiedebat Belastingdienst beantwoorden?
Antwoord 24
Ja, ik heb de vragen voor het commissiedebat Belastingdienst aan uw Kamer gestuurd. Gezien de korte termijn voor de beantwoording en voor de leesbaarheid van de antwoorden, zijn niet alle vragen afzonderlijk beantwoord.
2024Z01493 (ingezonden 31 januari 2024)
Vragen van het lid Vermeer (BBB) aan de staatssecretaris van Financiën over het artikel 'Verkopen op Vinted of Marktplaats? "De Belastingdienst kijkt mee"'
Vraag 1
In het artikel wordt uiteengezet hoe verkopers in beeld kunnen komen bij de Belastingdienst indien zij meer dan 30 transacties per jaar uitvoeren of hun opbrengst boven de 2000 euro uitkomt; hoe staat de Nederlandse regering tegenover deze specifieke bovengrenzen
uit de DAC7-richtlijn?1
Antwoord 1
De Europese richtlijn DAC 7 (hierna: de richtlijn) is de uitkomst van intensief overleg en onderhandelingen tussen de lidstaten, de Europese Commissie en het Europees Parlement.2 Onderdeel van de richtlijn is een uitzondering voor verkopers die incidenteel
actief zijn op platforms als Vinted of Marktplaats. Ten aanzien van uitgezonderde verkopers hoeven platforms op grond van de richtlijn geen persoonsgegevens te verzamelen. Van een incidentele verkoper is sprake als de verkoper in een kalenderjaar minder dan
30 transacties heeft verricht en hij niet meer dan € 2.000 met de in dat jaar verrichte transacties heeft verdiend (hierna: de drempel).3 Concreet betekent dit dat platforms een rapportageverplichting hebben indien een verkoper 30 verkooptransacties (of meer)
verricht of een bedrag van € 2.000 (of meer) ontvangt, per jaar. De Nederlandse regering heeft met de drempel ingestemd omdat zij vindt dat daarmee een goede balans wordt bereikt aan de primaire doelstelling van de richtlijn enerzijds, te weten het bevorderen
van de juiste belastingheffing door de lidstaten, en het uitvoerbaar houden van de richtlijn voor zowel platforms, verkopers als de belastingdiensten van de lidstaten anderzijds. Ik verwijs hierbij ook naar de parlementaire behandeling van het implementatiewetsvoorstel.4
Vraag 2
Het artikel benoemt het registreren van online verkoop door particulieren; is er sprake van een aparte centrale database die online inkomsten van Nederlanders gaat bijhouden?
Antwoord 2
Nee, er is bij de Belastingdienst geen aparte centrale database die online inkomsten van particulieren opslaat.
Vraag 3
Wordt per persoon alle online verkoop opgeslagen in een centrale database waarbij transacties worden opgeteld, ook wanneer dit gaat om bijvoorbeeld 1900 euro aan verkoop op 50 verschillende websites?
Antwoord 3
Nee, er is geen centrale database waar per persoon de online verkoop wordt opgeslagen. De ondergrens bij de verkoop van goederen waarnaar verwezen wordt, is een drempel voor de platformexploitant die dient te bepalen of wel of niet over een verkoper gerapporteerd
moet worden. Over verkopers in de categorie ‘verkoop van goederen’ die tijdens de rapportageperiode minder dan 30 relevante activiteiten hebben verricht of met een waarde van minder dan € 2.000 hoeft de platformexploitant niet te rapporteren.
Vraag 4
Bent u het met mij eens dat de grens voor controle van 30 items per jaar snel gehaald wordt, bijvoorbeeld wanneer belastingplichtige een groot gezin heeft en elk jaar gezinskleding tweedehands verkoopt?
Vraag 5
Bent u van mening dat controle van de Belastingdienst in zo'n geval overdreven is?
Vraag 6
Bent u van mening dat het gebruik van een richtlijn ongewenst is als vaak al niet duidelijk is in hoeverre iemand een ondernemer is voor de Belastingdienst of slechts hobbymatig spullen verkoopt?
Antwoorden 4, 5 en 6
De drempel van 30 transacties per jaar, zoals opgenomen in de richtlijn, kan inderdaad snel worden gehaald. Daarmee is echter niet gezegd dat er per definitie sprake is van een bron van inkomen of ondernemerschap en dat de aangifte inkomstenbelasting of
omzetbelasting van de betreffende verkoper ook wordt gecontroleerd. De richtlijn - en dus ook de drempel - raakt op zichzelf namelijk niet aan beantwoording van de vraag of een verkoper een bron van inkomen heeft of ondernemer is in de zin van nationale belastingwetgeving
van de lidstaten. In Nederland gaat het dan bijvoorbeeld om resultaat uit overige werkzaamheden of het ondernemersbegrip in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) en de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB 1968). Een controle zou in bepaalde
gevallen wel degelijk zinvol kunnen zijn omdat ook in zo’n geval – afhankelijk van de feiten en omstandigheden - sprake kan zijn van een bron van inkomen, zoals ondernemerschap in de zin van de Wet IB 2001 en de Wet OB 1968. Er kan dus niet categorisch worden
gezegd dat een controle in dergelijke gevallen overdreven is. De richtlijn heeft tot doel om lidstaten door de uitwisseling van informatie beter in staat te stellen om volgens hun nationale belastingwetgeving de juiste heffing te realiseren. Dat de grenzen
van het fiscale ondernemerschap naar nationale belastingwetgeving diffuus zijn, maakt dat niet anders.
Vraag 7
Bent u het met mij eens dat dit de deur op een kier zet naar ongewenste effecten omdat de condities van belastingplichtige verkoop onvoldoende helder zijn zowel bij het publiek als de Belastingdienst?
Antwoord 7
Nee. De richtlijn bevat immers geen nieuwe fiscale regels of verplichtingen voor verkopers. De richtlijn staat op zichzelf los van beantwoording van de vraag of voor een verkoper sprake is van een bron van inkomen, zoals winst uit onderneming of resultaat
uit overige werkzaamheden en indien daar sprake is van, welk resultaat in de aangifte inkomstenbelasting moet worden verantwoord. Deze regels zijn niet gewijzigd en golden dus ook vóór inwerkingtreding van de richtlijn.
Vraag 8
Bent u van mening dat hergebruik en circulariteit juist gestimuleerd dient te worden?
Vraag 9
Hoe verhoudt deze registratieplicht voor online verkoop van tweedehandsspullen zich tot de maatschappijbrede ambitie van duurzaamheid en circulariteit?
Vraag 10
Is het volgens u te verwachten dat het toepassen van deze richtlijn burgers afschrikt om tweedehands spullen te verkopen?
Antwoord 8, 9 en 10
Hergebruik en circulariteit moeten naar mijn mening worden gestimuleerd. Dat geldt echter ook onverminderd voor het nakomen van fiscale verplichtingen, zoals het tijdig doen van een juiste belastingaangifte. De in de richtlijn opgenomen registratieplicht
bevordert naar mijn mening dat dergelijke fiscale verplichtingen beter worden nagekomen en dat de verkoper zijn belastingaangifte bewuster invult. Hierbij wordt hij ook ondersteund door het platform met een jaaroverzicht van zijn verkopen. De richtlijn brengt
geen wijziging aan in de fiscale regels en de verplichtingen voor verkopers, omdat het hebben van een bron van inkomen, zoals winst uit onderneming door middel van ondernemerschap, uit blijft gaan van reeds bestaande fiscale regels. Ik ga ervan uit dat veruit
de meeste verkopers niet actief zijn op platforms met het doel om belastbare inkomsten aan het zicht van de Belastingdienst te onttrekken. Zij zullen zich door de richtlijn dan ook niet laten afschrikken. Desondanks kan ik niet uitsluiten dat ook een verkoper
bij zijn afweging om via een platform inkomsten te genereren rekening houdt met de omstandigheid dat hij bepaalde persoonsgegevens zoals zijn burgerservicenummer aan het platform moet verstrekken. Verstrekking van deze gegevens is noodzakelijk voor het realiseren
van de doelstelling van de richtlijn. Zonder het burgerservicenummer kan de inspecteur immers niet de door het platform
gerapporteerde inkomsten koppelen aan de juiste verkoper en de door die verkoper ingediende belastingaangifte dan ook minder goed controleren.
Vraag 11
In hoeverre zorgt deze richtlijn voor meer controle, handhaving en administratiekosten bij de overheid?
Antwoord 11
Met de uitvoering van DAC 7 is een inzet gemoeid van 55 fte incidenteel en 92 fte structureel. Daarnaast zijn er nog kosten voor het inregelen van de automatisering. Ik heb uw Kamer over de gevolgen voor de uitvoering geïnformeerd via de uitvoeringstoets5.
Vraag 12
Bent u met mij van mening dat er van deze richtlijn een complicerende werking uitgaat op burgers, aangezien zij met steeds meer factoren rekening moeten houden bij het opstellen van hun aangifte?
Vraag 13
Wat zijn de effecten van DAC7 op de regeldruk voor online platformen?
Antwoord 12 en 13
Ik ben niet van mening dat van de richtlijn de gesuggereerde complicerende werking uitgaat. De richtlijn raakt op zichzelf niet aan de beantwoording van de vraag of een verkoper een bron van inkomen, zoals winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden,
heeft in de zin van de toepasselijke nationale belastingwetten. Beantwoording van die vraag is niet makkelijker of moeilijker geworden door de komst van de richtlijn. De richtlijn kan juist bijdragen aan het bewuster invullen van de belastingaangifte in die
zin dat een verkoper zichzelf vóórdat de richtlijn van toepassing werd, wellicht nooit bewust de vraag heeft gesteld of hij de via een platform verworven inkomsten had moeten aangeven als belastbare winst uit onderneming of belastbaar resultaat uit overige
werkzaamheden in de zin van de Wet IB 2001, en hij door de komst van de richtlijn zich die vraag wel is gaan stellen. Hierbij wordt hij ondersteund door het platform met een jaaroverzicht. Voor platformen betekent de richtlijn een toename van de regeldruk.
De richtlijn houdt hier rekening mee door platforms te verplichten zich in slechts één lidstaat te registeren, waarna de belastingautoriteiten van die lidstaat de van het platform ontvangen informatie automatisch uitwisselen met de belastingautoriteiten van
andere relevante lidstaten6. Daardoor hoeft het platform niet aan alle lidstaten waar zijn verkopers wonen informatie te verstrekken. Dit scheelt aanzienlijk in de administratieve lasten van de platforms. Ik verwijs hiervoor naar paragraaf 3 van het algemene
deel van de memorie van toelichting van het wetsvoorstel waarmee de richtlijn is geïmplementeerd.7
Vraag 14
Hoeveel burgers verwacht u, krijgen een correctie op hun aangifte als gevolg van deze richtlijn?
Antwoord 14
Dat is op dit moment niet te beantwoorden. Indien de op grond van DAC 7 verkregen informatie bij de inspecteur leidt tot vragen over de mogelijke belastbaarheid van inkomsten die niet zijn opgenomen in de aangifte inkomstenbelasting, neemt de Belastingdienst
hierover contact op met de belastingplichtige. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 13, kan de richtlijn juist bijdragen aan het bewuster invullen van de belastingaangifte.
Vraag 15
Hoe groot is de tweedehandsmarkt van hobbymatige spullen in Nederland naar schatting?
Antwoord 15
De Belastingdienst heeft hier op dit moment geen compleet beeld van. Mogelijk ontstaat dit beeld over de Nederlandse verkopers wanneer de ontvangen gegevens van de platformen zijn geanalyseerd.
Vraag 16
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 16
Gezien de korte termijn voor de beantwoording en voor de leesbaarheid van de antwoorden, zijn niet alle vragen afzonderlijk beantwoord.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Idsinga, Postma en Six Dijkstra (allen Nieuw Sociaal Contract), ingezonden 31 januari 2024 (vraagnummer 2024Z01492).
1 NOS.nl, 27 januari 2024, 'Verkopen op Vinted of Marktplaats? De Belastingdienst kijkt
mee' (https://nos.nl/artikel/2506444-verkopen-op-vinted-of-marktplaats-de-belastingdienst-kijkt-mee)
2 Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen.
3 Bijlage V, Deel I, onderdeel B, onderdeel 4, onder d, van de richtlijn.
4 Kamerstukken II 2021-2022, 36063, nr. 3, p. 11 en nr. 6, p. 4.
5 Bijlage bij Kamerstukken II 2021-22, 36 063, nr. 3.
6 Bijlage V, deel IV, onderdeel F.
7 Kamerstukken II 2021-2022, 36063, nr. 3.