Titel
Conclusie AG in zaken recht op teruggaaf dividendbelasting
Publicatiedatum
22/02/2024
Categorie
Dividendbelasting
Bron
Hoge Raad
Aard
Conclusie AG
Nummer
ECLINLPHR2024167, 23/02598 t/m 23/02610
Samenvatting

Bij de Hoge Raad zijn twaalf nagenoeg gelijke zaken aanhangig over het recht op teruggaaf of afdrachtvermindering van dividendbelasting voor buitenlandse beleggingsfondsen. In alle zaken hebben de fondsen geen bewijs van de inhouding van dividendbelasting te hunnen laste overgelegd. De Belastingdienst heeft om die reden teruggaaf c.q. afdrachtvermindering van dividendbelasting geweigerd. De Advocaat-generaal bij de Hoge Raad (AG) heeft in alle zaken conclusie genomen. Bij de conclusies hoort een gemeenschappelijke bijlage.

De beleggingsfondsen hebben geen vaste inrichting in Nederland en zijn niet inhoudingsplichtig voor de Nederlandse dividendbelasting. De fondsen beroepen zich op vergelijkbaarheid met Nederlandse fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s). Die komen onder voorwaarden in aanmerking voor teruggaaf of afdrachtvermindering. Door het ontbreken van dividendnota’s of ander bewijs van gerechtigdheid tot Nederlandse dividenden en van inhouding van Nederlandse dividendbelasting kan volgens de Belastingdienst niet worden vastgesteld dat en hoeveel dividendbelasting teruggeven zou moeten worden en aan wie. De beleggingsfondsen menen dat de weigering in strijd is met de EU-rechtelijke vrijheid van kapitaalverkeer en met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

De AG is van mening dat het hof is uitgegaan van een juiste verdeling van de bewijslast. De rechter heeft de vordering om teruggaaf of afdrachtvermindering terecht afgewezen omdat de beleggingsfondsen niets hebben gedaan om aannemelijk te maken in hoeverre zij aan de voorwaarden voor teruggaaf of afdrachtvermindering voldoen. De gemachtigde van de beleggingsfondsen voert in cassatie feitelijke stellingen aan over het opvragen van dividendnota’s door de Belastingdienst, die bij het hof niet zijn ingenomen. Dat leidt tot niets omdat de cassatierechter niet over de feitenvaststelling gaat. Naar nationaal recht zijn de cassatieberoepen ongegrond.

Volgens de AG is de feitenrechter niet verplicht om buiten het geschil EU-recht toe te passen dat niet van openbare orde is. Het hof is nationaalrechtelijk niet bevoegd om buiten het geschil te gaan. Uit rechtspraak van het Hof van Justitie EU volgt dat de cassatierechter niet verplicht is om in te gaan op een voor het eerst in cassatie ingesteld beroep op EU-recht, als de beoordeling daarvan feitelijk onderzoek vergt.

De AG is van mening dat alle cassatieberoepen ongegrond zijn.