Titel
Kamervragen belastingheffing box 3 over saldo op bankrekening
Publicatiedatum
15/02/2024
Categorie
Inkomstenbelasting
Bron
Ministerie van Financiën
Aard
publicatie
Nummer
2024-0000147915
Samenvatting

De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over de belastingheffing in box 3. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van twee berichten in de media. In de artikelen wordt gesteld dat betaalrekeningen oneerlijk worden behandeld en dat spaarders bij de definitieve aanslag meer belasting in box 3 betalen.

De staatssecretaris wijst erop dat een betaalrekening een banktegoed is. Banktegoeden worden vanaf de invoering van de Wet IB 2001 aangemerkt als vermogensbestanddeel in box 3. Doorgaans vergoeden banken geen rente op betaalrekeningen. De staatssecretaris is niet bereid om betaalrekeningen uit te zonderen van belastingheffing in box 3. Evenmin is hij bereid om onderzoek te laten doen naar een verfijning binnen de categorie banktegoeden.

De staatssecretaris verwacht niet dat er veel procedures zullen worden gevoerd die alleen betrekking hebben op belastingheffing over de betaalrekening. Zijn inschatting is dat betaalrekeningen eerder aan de orde zullen komen in procedures waarin een breder box 3-vermogen in geschil is.

Het percentage van het forfaitaire rendement voor banktegoeden wordt na afloop van het kalenderjaar definitief vastgesteld. Bij het opleggen van voorlopige aanslagen wordt gewerkt met een voorlopig rendement. De voorlopige rendementspercentages staan niet in de wet, maar in lagere regelgeving. De staatssecretaris vindt het niet wenselijk om in de wettekst met voorlopige percentages te werken. In de Wet IB 2001 worden alleen de voor een belastingjaar geldende definitieve percentages vermeld. Dat dit met terugwerkende kracht tot en met het begin van een kalenderjaar gebeurt, hangt samen met de wens om zo goed mogelijk bij het werkelijke rendement aan te sluiten.