Titel
Geen ambtshalve vermindering aanslag IB/PVV op grond van nieuwe jurisprudentie
Publicatiedatum
08/02/2024
Categorie
Formeel recht
Bron
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Aard
jurisprudentie
Nummer
ECLINLGHSHE20233019, 21/00530
Samenvatting

Als de termijn voor het indienen van bezwaar tegen een aanslag is verstreken zonder dat bezwaar is gemaakt, staat de aanslag onherroepelijk vast. De inspecteur kan de aanslag ambtshalve verminderen wanneer deze te hoog is vastgesteld. Een verzoek om ambtshalve vermindering van een aanslag IB/PVV wordt afgewezen wanneer de onjuistheid van de aanslag voortvloeit uit jurisprudentie, die is gewezen als de aanslag onherroepelijk vaststaat. De minister van Financiën kan een uitzondering op deze regel maken.

De belanghebbende in een procedure voor Hof Den Bosch heeft in 2019 bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2015. De aanslag is op 31 december 2016 vastgesteld. De grond voor het bezwaar is gelegen in het antwoord op prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU. Het Hof van Justitie EU heeft deze vragen in mei 2019 beantwoord. De Belastingdienst heeft het als verzoek om ambtshalve vermindering aangemerkte bezwaar van de belanghebbende afgewezen. Volgens de belanghebbende is het arrest van het Hof van Justitie EU geen nieuwe jurisprudentie, maar de bevestiging van bestaande uitleg van de restbepaling van een Europese verordening over de premieheffing.

In navolging van de rechtbank is het hof van oordeel dat er tot aan het arrest van het Hof van Justitie EU onduidelijkheid bestond over de uitleg van de restbepaling in de verordening. Die onduidelijkheid was aanleiding voor het stellen van prejudiciële vragen. De rechtbank en het hof zijn van oordeel dat sprake is van nieuwe jurisprudentie. Ambtshalve vermindering van de vaststaande aanslag is daarom niet mogelijk, aangezien de minister geen afwijking van de bestaande regeling heeft toegestaan vanwege dit arrest van het Hof van Justitie EU.