Titel
Belastingdienst mocht informatieverzoek doen in Jersey
Publicatiedatum
05/10/2023
Categorie
Internationaal
Bron
Hoge Raad
Aard
jurisprudentie
Nummer
ECLINLHR20231270, 21/03671
Samenvatting

Nederland en Jersey hebben een verdrag over de uitwisseling van informatie in belastingzaken gesloten. Dat verdrag is op 1 maart 2008 in werking getreden. Volgens het verdrag kan over de periode vóór 1 januari 2009 alleen informatie worden opgevraagd als het zogenaamde ‘criminal tax matters’ betreft.

De Nederlandse Belastingdienst heeft in 2014 een informatieverzoek betreffende een op Jersey gevestigde trust, die door een inwoner van Nederland is ingesteld. Het verzoek heeft betrekking op de jaren 2008 tot en met 2012. Naar aanleiding van de ontvangen informatie heeft de inspecteur de belanghebbende vragen gesteld over de toerekening van vermogen van en inkomsten uit de trust aan hem. Wegens het niet voldoen aan de informatieverplichtingen heeft de inspecteur informatiebeschikkingen gegeven.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de inspecteur ten onrechte in het informatieverzoek heeft vermeld dat sprake is van ‘criminal tax matters’. De van de autoriteiten van Jersey ontvangen informatie is onrechtmatig verkregen bewijs, voor zover deze betrekking heeft op jaren vóór 1 januari 2009. Volgens het hof had de inspecteur een redelijk vermoeden van schuld moeten hebben om in zijn verzoek aan te geven dat sprake was van ‘criminal tax matters’. Het hof heeft verder vastgesteld dat de belanghebbende wegens ziekte niet meer in staat is de lopende procedure te begrijpen en niet in staat is vragen te beantwoorden of inlichtingen te verstrekken. De vragen in de informatiebeschikkingen hoeven alleen beantwoord te worden voor zover de gemachtigde van de belanghebbende over de benodigde informatie beschikt.

De Hoge Raad heeft in cassatie de uitspraak van het hof vernietigd. Onder het begrip ‘criminal tax matters’ vallen ook strafrechtelijke belastingzaken, die Nederland administratiefrechtelijk afdoet en onderzoeken naar fraude, die zouden kunnen leiden tot strafrechtelijke vervolging. Bij een verzoek om informatie hoeft geen bewijs geleverd te worden van opzet of van een redelijk vermoeden van schuld. Voldoende is dat in het informatieverzoek is toegelicht dat het onderzoek van de inspecteur was gericht op het opzettelijk onjuist doen van belastingaangiften in verband met in het buitenland ondergebracht vermogen.

Verder had het hof moeten beoordelen of het niet voldoen aan de informatieverplichtingen de belanghebbende kan worden aangerekend. De vaststelling dat de belanghebbende niet meer in staat is de procedure te begrijpen, vragen te beantwoorden of anderszins inlichtingen te verstrekken is daartoe niet voldoende. Die vaststelling sluit niet uit dat de belanghebbende, toen hij werd geconfronteerd met de gestelde vragen, nog wel in staat was om deze te beantwoorden.

De Hoge Raad heeft de procedure voor verdere behandeling verwezen naar Hof Den Bosch.