Titel
Geen inwonerschap VAE vanwege nationaliteit
Publicatiedatum
17/08/2023
Categorie
Internationaal
Bron
Gerechtshof Den Haag
Aard
jurisprudentie
Nummer
ECLINLGHDHA20231303, BK-22/00922
Samenvatting

Bij de vervreemding van aandelen, die een aanmerkelijk belang vormen, is inkomstenbelasting verschuldigd over de meerwaarde van de aandelen. Het voordeel uit de vervreemding van aanmerkelijkbelangaandelen in een Nederlandse vennootschap is volgens de Nederlandse wet in Nederland belastbaar, ook al woont de aandeelhouder niet in Nederland. Op grond van een verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing kan het zijn dat het heffingsrecht over dit voordeel niet aan Nederland is toegewezen maar aan de woonstaat van de aandeelhouder.

Een Nederlander, die in de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) woonde, verkocht in 2016 alle aandelen in een in Nederland gevestigde bv. Bij de verkoop behaalde hij een voordeel van € 4,85 miljoen. De Nederlander was hier buitenlands belastingplichtig. De Belastingdienst heeft de helft van dit bedrag aan de Nederlander en aan zijn echtgenote toegerekend bij de vaststelling van de aanslagen over 2016. In de procedure over de aanslag voerde de Nederlander aan dat Nederland op grond van het belastingverdrag met de VAE niet over het vervreemdingsvoordeel mag heffen. Volgens het verdrag is iemand inwoner van de VAE als hij onderdaan is van de VAE en daar voornamelijk verblijft of een duurzaam tehuis heeft. Om onderdaan te zijn van de VAE dient de persoon de nationaliteit te hebben van de VAE. Aan deze eis voldeed de Nederlander niet. Omdat de Nederlander evenmin inwoner is van Nederland, is het verdrag tussen Nederland en de VAE niet op hem van toepassing.

In hoger beroep voerde de Nederlander aan dat de bv niet in Nederland was gevestigd. Hof Den Haag is op deze stelling niet ingegaan, omdat in de procedure voor de rechtbank het geschil is beperkt tot de vraag of het Verdrag NL-VAE in de weg staat aan uitoefening van het aan Nederland toekomende heffingsrecht. Daaruit blijkt volgens het hof dat het standpunt, dat Nederland vanwege het ontbreken van een vestigingsplaats in Nederland geen heffingsrecht heeft, al voor de rechtbank is prijsgegeven. In hoger beroep kan dan niet op dat standpunt worden teruggevallen.

Het hof is van oordeel dat het Verdrag NL-VAE niet in strijd is met de discriminatieverboden van het Europees verdrag voor de rechten van de mens, het Internationaal verdrag van de burgerlijke en politieke rechten of het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.