Titel
Wel of geen lucratief belang?
Publicatiedatum
20/04/2023
Categorie
Inkomstenbelasting
Bron
Hoge Raad
Aard
jurisprudentie
Nummer
ECLINLHR2023557, 20/04413
Samenvatting

In de Wet IB 2001 wordt als werkzaamheid aangemerkt het houden van een lucratief belang in een vennootschap. Daaronder vallen aandelen in de vennootschap als de voordelen uit de aandelen een beloning vormen voor werkzaamheden van de belastingplichtige. Het moet gaan om aandelen in een vennootschap die verschillende soorten aandelen kent. De aandelen moeten zijn achtergesteld bij de andere soorten aandelen en moeten minder dan 10% van het totale geplaatste aandelenkapitaal uitmaken of een preferentie van ten minste 15% dividend per jaar hebben. Vermogensrechten, die economisch overeenkomen of vergelijkbaar zijn met dergelijke aandelen, vallen ook onder deze regeling.

De Hoge Raad heeft onlangs een arrest gewezen over de vraag of een aandelenbelang van een werknemer een lucratief belang vormde. De procedure betreft een werknemer, die in het kader van een managementparticipatieplan in 2014 € 630.000 heeft betaald voor certificaten van gewone aandelen. De betaling had voor € 351.900 betrekking op nominaal aandelenkapitaal en voor € 278.100 op agio. Naast gewone aandelen kende de vennootschap verschillende soorten cumulatief preferente aandelen. In december 2014 is de totale waarde van de certificaten gedaald naar € 1. De werknemer heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting een negatief resultaat uit een lucratief belang aangegeven. De Belastingdienst heeft de aangifte op dit punt gecorrigeerd.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden vormden de certificaten van aandelen een lucratief belang. De dividendpercentages voor de cumulatief preferente aandelen waren volgens het hof niet onzakelijk. Het hof heeft de certificaten aangemerkt als een lucratief belang vanwege de omvang van het cumulatief preferente aandelenkapitaal. Dat had de werknemer in staat kunnen stellen om met een beperkte investering een rendement te behalen dat in geen verhouding staat tot het geïnvesteerde kapitaal en het te lopen risico.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd. Anders dan het hof heeft aangenomen, is niet voldoende dat vermogensrechten de mogelijkheid bieden om met een beperkte investering een rendement te behalen dat in geen verhouding staat tot het geïnvesteerde kapitaal en het te lopen risico. De wet beperkt de werking van de lucratiefbelangbepaling tot situaties waarin een hefboomeffect van meer dan 1 op 10 is gecreëerd. Zo’n effect is volgens de wetsgeschiedenis aanwezig als bepaalde aandelen een heel beperkt deel van het eigen vermogen van de vennootschap vertegenwoordigen en meer dan evenredig delen in de overwinst.

Bij het aanmerken als lucratief belang van met aandelen vergelijkbare of overeenkomende vermogensrechten heeft de wetgever gedoeld op met elkaar samenhangende vermogenstitels die samen voor een vergelijkbaar hefboomeffect zorgen.

Het hof heeft een te ruime uitleg gegeven aan de regeling. De Hoge Raad heeft de procedure verwezen naar Hof Den Bosch voor verdere behandeling.