Wet van , houdende wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere wijzigingen
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het lage-inkomensvoordeel te laten vervallen, het mogelijk te maken dat ook een nieuwe werkgever van de oudere werknemer of de werknemer met een arbeidshandicap voor de resterende duur van het loonkostenvoordeel
daarop recht kan krijgen, de aanvraagprocedure voor de doelgroepverklaring voor het loonkostenvoordeel oudere werknemers te wijzigen en de voorwaarden voor het loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer aan te passen;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet tegemoetkomingen loondomein wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1, onderdeel h, komt te luiden:
h. nieuwe werkgever: een werkgever tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat waaraan ten behoeve van een eerdere dienstbetrekking met een andere werkgever een doelgroepverklaring op grond van artikel 2.3, eerste lid, 2.7, eerste lid, of 2.15, eerste
lid, is verstrekt;
B
Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt ‘artikel 2.3’ vervangen door ‘artikel 2.3, eerste lid’.
2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt “artikel 10b, derde lid, van de Participatiewet” vervangen door “artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet”.
3. Onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
4. Een nieuwe werkgever, die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan, heeft voor de resterende duur van het loonkostenvoordeel recht op een loonkostenvoordeel oudere werknemer indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere dienstbetrekkingen
is die een geldige doelgroepverklaring als bedoeld in artikel 2.3, derde lid, aan de nieuwe werkgever heeft verstrekt.
4.In het vijfde lid (nieuw) wordt na ‘werknemer’ ingevoegd ‘, of onderbrekingen tussen verschillende dienstbetrekkingen van dezelfde werknemer bij een werkgever en een nieuwe werkgever,’.
C
Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:
1.Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De zinsnede ‘of, indien het een oudere werknemer betreft die in de maand voorafgaand aan zijn dienstbetrekking recht had op een uitkering op grond van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, het college van burgemeester en wethouders,’ vervalt.
b. De zinsnede ‘artikel 2.2, tweede tot en met vierde lid’ wordt vervangen door‘ artikel 2.2, tweede, derde en vijfde lid’.
2. Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Zo lang de maximale duur van het loonkostenvoordeel, bedoeld in artikel 2.4, niet is verstreken, verstrekt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uitsluitend aan degene die in een dienstbetrekking met een nieuwe werkgever is en op diens verzoek,
ten behoeve van de dienstbetrekking bij de nieuwe werkgever, een verklaring dat aan de werknemer een doelgroepverklaring is verstrekt als bedoeld in het eerste lid, en vermeldt daarbij de datum met ingang waarvan het loonkostenvoordeel ten laatste eindigt.
De tweede tot en met vierde zin van het eerste lid en de voorwaarden op grond van artikel 2.2, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘bedoeld in het eerste lid’ vervangen door ‘bedoeld in het eerste en derde lid’.
D
In artikel 2.5 wordt “€ 3,05” vervangen door “€ 2,16” en wordt “€ 6.000” vervangen door “€ 4.250”.
E
Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘artikel 2.7’ vervangen door ‘artikel 2.7, eerste lid’.
2. In het derde lid, onderdeel b, wordt “artikel 10b, derde lid, van de Participatiewet” vervangen door “artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet”.
3. Onder vernummering van het vijfde lid tot het zesde lid wordt na het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:
5. Een nieuwe werkgever, die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan, heeft voor de resterende duur van het loonkostenvoordeel recht op een loonkostenvoordeel arbeidsgehandicaptewerknemer indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere
dienstbetrekkingen is die een geldige doelgroepverklaring als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, aan de nieuwe werkgever heeft verstrekt.
4.In het zesde lid (nieuw) wordt na ‘werknemer’ ingevoegd ‘, of onderbrekingen tussen verschillende dienstbetrekkingen van dezelfde werknemer bij een werkgever en een nieuwe werkgever,’.
F
Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:
1.In het eerste lid, wordt ‘artikel 2.6, derde tot en met vijfde lid’ vervangen door ‘artikel 2.6,derde, vierde en zesde lid’.
2.Onder vernummering van het derde tot het vierde lid wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3.Zo lang de maximale duur van het loonkostenvoordeel, bedoeld in artikel 2.8, niet is verstreken, verstrekt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uitsluitend aan degene die in een dienstbetrekking met een nieuwe werkgever is en op diens verzoek,
ten behoeve van de dienstbetrekking bij de nieuwe werkgever, een verklaring dat aan de werknemer een doelgroepverklaring is verstrekt als bedoeld in het eerste lid, en vermeldt daarbij de datum met ingang waarvan het loonkostenvoordeel ten laatste eindigt.
De tweede tot en met vierde zin van het eerste lid en de voorwaarden op grond van artikel 2.6, derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
3.In het vierde lid (nieuw) wordt ‘bedoeld in het eerste lid’ vervangen door ‘bedoeld in het eerste en derde lid’.
G
In artikel 2.10, tweede lid, onderdeel b, wordt “artikel 10b, derde lid, van de Participatiewet” vervangen door “artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet”.
H
Artikel 2.14 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel a, aanhef en onderdeel 1°, komt te luiden:
a. zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of een andere functie bij dezelfde werkgever gaat bekleden en:
1°. op dat moment recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of daarop recht krijgt na het hervatten van de eigen arbeid of het gaan bekleden van een andere functie bij dezelfde werkgever; of
b. In onderdeel b wordt ‘artikel 2.15’ vervangen door ‘artikel 2.15, eerste lid’.
2.In het tweede lid, onderdeel b, wordt “artikel 10b, derde lid, van de Participatiewet” vervangen door “artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet”.
3.Onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
4.Een nieuwe werkgever, die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan, heeft voor de resterende duur van het loonkostenvoordeel recht op een loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer indien bij deze werkgever een werknemer in
een of meerdere dienstbetrekkingen is die een geldige doelgroepverklaring als bedoeld in artikel 2.15, derde lid, aan de nieuwe werkgever heeft verstrekt.
4.In het vijfde lid (nieuw) wordt na ‘werknemer’ ingevoegd ‘, of onderbrekingen tussen verschillende dienstbetrekkingen van dezelfde werknemer bij een werkgever en een nieuwe werkgever’.
I
Artikel 2.15 wordt als volgt gewijzigd:
1.Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste zin wordt “artikel 2.14, tweede tot en met vierde lid” vervangen door“ artikel 2.14, tweede, derde en vijfde lid”.
b. Na de derde zin wordt een zin ingevoegd, luidende: Indien een werknemer als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, onder a, onder 1°, de eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of een andere functie bij dezelfde werkgever gaat bekleden vóór het moment
waarop een recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is ontstaan, wordt de aanvraag van een doelgroepverklaring ingediend binnen drie maanden na de afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 23 van de Wet werk en inkomen
naar arbeidsvermogen, of van het tijdvak, bedoeld in artikel 24, eerste lid, 25, negende lid, of 26, tweede lid, tweede zin, van die wet of na afloop van het tijdvak, bedoeld in artikel 629, elfde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan
wel van het tijdvak, bedoeld in artikel 29, tiende lid, onderdeel a, of artikel 76a, zesde lid, onderdeel a, van de Ziektewet.
2.Onder vernummering van het derde tot het vierde lid wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3.Zo lang de maximale duur van het loonkostenvoordeel, bedoeld in artikel 2.16, niet is verstreken, verstrekt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uitsluitend aan degene die in een dienstbetrekking met een nieuwe werkgever is en op diens verzoek,
ten behoeve van de dienstbetrekking bij de nieuwe werkgever, een verklaring dat aan de werknemer een doelgroepverklaring is verstrekt als bedoeld in het eerste lid, en vermeldt daarbij de datum met ingang waarvan het loonkostenvoordeel ten laatste eindigt.
De tweede, derde en vijfde zin van het eerste lid en de voorwaarden op grond van artikel 2.14, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘bedoeld in het eerste lid’ vervangen door ‘bedoeld in het eerste en derde lid’.
J
Artikel 2.16, eerste lid, komt te luiden:
1. Een loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer wordt ten hoogste verstrekt over een aaneengesloten periode van een jaar vanaf de datum van aanvang van de aanvraagtermijn van de doelgroepverklaring op grond van artikel 2.15, eerste lid.
K
Hoofdstuk III vervalt.
L
Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt “de artikelen 2.1 en 3.1” vervangen door “artikel 2.1”;
b. In onderdeel a vervalt “of het college van burgemeester en wethouders”.
2. In het derde lid wordt “de artikelen 2.1 en 3.1” vervangen door “artikel 2.1”.
3. Het vijfde lid vervalt.
M
In artikel 4.2, eerste lid, wordt “de artikelen 2.1 en 3.1” vervangen door “artikel 2.1”.
N
In artikel 4.5, tweede lid, wordt “de artikelen 2.1 en 3.1” vervangen door “artikel 2.1”.
O
In artikel 4.6, derde lid, wordt “de artikelen 2.1 en 3.1” vervangen door “artikel 2.1”.
P
In artikel 4.7, eerste en tweede lid, vervalt ‘per jaar’.
Q
In artikel 6.1 wordt “de artikelen 2.2, 2.6, 2.10, 2.14 en 3.1” vervangen door “de artikelen 2.2, 2.6, 2.10 en 2.14” en wordt “de artikelen 2.5, 2.9, 2.13, 2.17 en 3.2” vervangen door “de artikelen 2.5, 2.9, 2.13 en 2.17”.
R
Na artikel 6.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.2a Overgangsrecht loonkostenvoordeel oudere werknemer, loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer en loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer
1. Op de verstrekking van een doelgroepverklaring met betrekking tot een werknemer als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, blijft artikel 2.3, zoals dat luidde op de dag voor de
datum van inwerkingtreding van de Wet van … , houdende wijzigingen van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere wijzigingen van toepassing voor zover de betreffende dienstbetrekking
van die werknemer is aangevangen voor die datum. 2. Op de verstrekking van een loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer, als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, blijven de artikelen 2.14, eerste lid, 2.15, eerste lid, derde zin, en 2.16,
eerste lid, van toepassing zoals deze luidden op de dag voor de datum van inwerkingtreding van de Wet van … , houdende wijzigingen van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere
wijzigingen van toepassing, indien voor die datum is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.14.
3. Een nieuwe werkgever heeft uitsluitend recht op een loonkostenvoordeel op grond van artikel 2.2, vierde lid, 2.6, vijfde lid, of 2.14, vierde lid, indien diens dienstbetrekking met de betrokken werknemer is aangevangen op of na de datum van inwerkingtreding
van de Wet van … , houdende wijzigingen van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere wijzigingen.
S
In artikel 6.3 wordt “de artikelen 2.1 en 3.1” vervangen door “artikel 2.1”.
Artikel II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
MEMORIE VAN TOELICHTING
(zie bijlage)