Titel
Ten onrechte geen proceskostenvergoeding toegekend
Publicatiedatum
30/03/2023
Categorie
Formeel recht
Bron
Hoge Raad
Aard
jurisprudentie
Nummer
ECLINLHR2023441, 21/03458
Samenvatting

In een procedure over de heffing van bpm heeft Hof Den Haag ondanks een vermindering van de opgelegde naheffingsaanslag geen vergoeding voor proceskosten toegekend. Volgens het hof was het aan de handelwijze van de belanghebbende te wijten dat deze vermindering pas in hoger beroep is toegekend. De belanghebbende beschikte over de benodigde gegevens en had aannemelijk moeten maken dat niet het juiste bedrag aan bpm is geheven. Dat heeft hij volgens het hof te laat gedaan.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd. De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat de inspecteur al bij de rechtbank over de gegevens beschikte om het juiste bedrag aan bpm te kunnen berekenen. In hoger beroep heeft de inspecteur erkend dat zijn aan de rechtbank voorgelegde berekening van het bpm-bedrag niet juist was en dat de naheffingsaanslag verder had moeten worden verminderd dan de rechtbank had gedaan. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de noodzaak tot het instellen van hoger beroep uitsluitend aan de handelwijze van de belanghebbende te wijten is geweest. De belanghebbende heeft in verband met de gegrondverklaring van het hoger beroep recht op een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt.