Titel
Heffingsrecht pensioen onder belastingverdrag met België
Publicatiedatum
09/03/2023
Categorie
Internationaal
Bron
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Aard
jurisprudentie
Nummer
ECLINLGHSHE2023466, 21/00618 tot en met 21/00621
Samenvatting

Hof Den Bosch heeft in een procedure uitspraak gedaan betreffende de heffingsbevoegdheid over pensioeninkomsten onder het belastingverdrag met België. De hoofdregel is dat heffingsrecht over pensioenen is toegewezen aan de woonstaat van de pensioengerechtigde. Er geldt een uitzondering op de hoofdregel voor pensioenen die in de bronstaat in aanmerking zijn gekomen voor belastingaftrek en die in de woonstaat niet (volledig) tegen het reguliere belastingtarief worden belast. In die gevallen mag ook de bronstaat belasting heffen over de pensioenuitkeringen. Het belastingverdrag beperkt deze uitzondering tot gevallen waarin het totale brutobedrag van de inkomstenbestanddelen, die op grond van de uitzondering in de bronstaat belastbaar zouden zijn, meer dan € 25.000 bedraagt.

Het uit Nederland afkomstige pensioen is voor 57/280e deel in België tegen het reguliere (progressieve) tarief personenbelasting belast. Voor 223/280e deel van het pensioen is dat niet gebeurd. Dat deel is door de Belgische fiscale autoriteiten als een lijfrente aangemerkt, omdat het vóór 2004 is opgebouwd. Er is 30% personenbelasting geheven over 3% van het pensioenkapitaal. In de jaren 2014 tot en met 2016 is steeds ongeveer € 24.000 aan uit Nederland afkomstige pensioenen niet progressief belast in België.

De Belastingdienst is van mening dat het pensioen volledig belastbaar is in Nederland omdat de totale bruto pensioenuitkeringen in al deze jaren hoger waren dan € 25.000. De pensioengerechtigde bestreed dat standpunt. Naar zijn mening wordt het heffingsrecht over pensioen aan Nederland als bronstaat toegewezen als de in België niet progressief belaste uitkeringen de grens van € 25.000 overschrijden. De tekst van het betreffende artikel in het verdrag is onduidelijk. In een overeenkomst uit 2018 hebben de bevoegde autoriteiten van Nederland en België overeenstemming bereikt over de toepassing van het pensioenartikel van het verdrag op uit Nederland afkomstige aanvullende pensioenen van inwoners van België.

Volgens Hof Den Bosch moet het verdrag worden uitgelegd met toepassing van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht uit 1969. Volgens dat verdrag kan een beroep worden gedaan op aanvullende middelen van uitlegging. Het Hof is van oordeel dat aan aanvullende middelen van uitlegging die ná de sluiting van een belastingverdrag worden gepubliceerd een beperkt belang moet worden toegekend. Om die reden laat het hof de overeenkomst uit 2018 buiten beschouwing.

Uit de toelichting op het verdrag kan niet worden afgeleid dat de door de pensioengerechtigde bepleite uitleg niet zou stroken met de bedoeling van het verdrag. Ook zijn daarin geen aanknopingspunten te vinden voor de door de inspecteur bepleite uitleg. Het hof hanteert daarom het uitgangspunt van het verdrag dat pensioenen ter heffing zijn toegewezen aan de woonstaat. Dat betekent dat het heffingsrecht over het pensioen exclusief is toegewezen aan België.