Titel
Aftrekbeperking rente
Publicatiedatum
09/03/2023
Categorie
Vennootschapsbelasting
Bron
Hoge Raad
Aard
jurisprudentie
Nummer
ECLINLHR2023330, 21/00299
Samenvatting

Een belastingplichtige voor de vennootschapsbelasting heeft in beginsel keuzevrijheid bij de wijze van financiering van een vennootschap waarin hij deelneemt. De Wet op de vennootschapsbelasting bevat een bepaling die de aftrek van rente verhindert van schulden die zijn aangegaan bij verbonden lichamen voor een kapitaalstorting of de verwerving van een belang in een verbonden lichaam. Aftrek van rente is wel mogelijk als de belastingplichtige aannemelijk maakt dat aan de schuld en de daarmee verband houdende rechtshandeling zakelijke overwegingen ten grondslag liggen. Dit aftrekverbod is een inbreuk op de keuzevrijheid van de belastingplichtige en moet daarom beperkt worden uitgelegd.

Volgens de Hoge Raad liggen in beginsel aan een schuld zakelijke overwegingen ten grondslag als de schuld is aangegaan bij een verbonden lichaam dat reële financieringsactiviteiten uitvoert en dat niet louter als doorgeefluik van geld fungeert. Het verbonden lichaam dient binnen het concern een financiële spilfunctie te vervullen. Niet van belang is dat het verbonden lichaam de voor de schuld aangewende middelen heeft verkregen van een ander lichaam uit het concern. Als het verbonden lichaam een financiële spilfunctie vervult, hoeft voor een succesvol beroep op de tegenbewijsregeling geen verband te worden gelegd tussen de actiefzijde en de passiefzijde van de balans van het verbonden lichaam. Het is aan de inspecteur om te bewijzen dat het verbonden lichaam bij het verstrekken van de lening louter als doorgeefluik van geld fungeert.

De Hoge Raad heeft een uitspraak van Hof Den Bosch vernietigd. Het hof is niet ingegaan op de stelling van de belanghebbende dat de schuld was aangegaan bij een verbonden lichaam dat binnen het concern een financiële spilfunctie vervult. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden.

Voor het geval dat na verwijzing komt vast te staan dat de aftrek van rente niet is uitgesloten door het geleverde tegenbewijs, is daarmee uitgesloten dat ter zake van deze geldlening is voldaan aan het motiefvereiste voor de toepassing van het leerstuk van wetsontduiking. Dit betekent dat de aftrek van rente dan niet alsnog kan worden geweigerd omdat de inspecteur zich op dit leerstuk beroept.