Titel
Bewijs van kennelijk onbehoorlijk bestuur
Publicatiedatum
16/02/2023
Categorie
Invordering
Bron
Hoge Raad
Aard
jurisprudentie
Nummer
ECLINLHR2023181, 21/00524
Samenvatting

Als een vennootschap heeft besloten haar activiteiten te beëindigen terwijl zij niet over voldoende middelen beschikt om al haar schuldeisers te voldoen, staat het de vennootschap in beginsel niet vrij om aan de vennootschap gelieerde schuldeisers met voorrang boven andere schuldeisers te voldoen, tenzij die betaling door bijzondere omstandigheden wordt gerechtvaardigd. Dit geldt ook bij de voldoening van niet-gelieerde schuldeisers van de vennootschap als de bestuurder van de vennootschap bij die betaling een persoonlijk belang heeft.

Een bv, die bezig was haar activiteiten te beëindigen, heeft de over de periode oktober 2013 tot en met februari 2014 aangegeven loonheffingen niet betaald. De Belastingdienst heeft aan de bv naheffingsaanslagen opgelegd. De bv heeft voor twee van de belastingtijdvakken tijdig en rechtsgeldig mededelingen gedaan van betalingsonmacht. De naheffingsaanslagen zijn voor een deel onbetaald gebleven. Daarop heeft de Ontvanger de bestuurder van de bv aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven bedragen.

Hof Den Bosch was van oordeel dat het niet betalen van de belastingschuld door een bv het gevolg was van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Dit oordeel berustte onder meer op de constatering dat de bv betalingen heeft gedaan aan de bestuurder en zijn broer en hun moeder, terwijl er geen bijzondere omstandigheden waren om dergelijke betalingen te rechtvaardigen.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de bestuurder tegen de uitspraak van het hof gegrond verklaard. Uit de uitspraak blijkt niet dat het hof heeft onderzocht of degenen aan wie de bv betalingen heeft verricht, zijn aan te merken als gelieerde schuldeisers en, voor zover dat niet het geval is, of de bestuurder bij die betalingen een persoonlijk belang had. Dat betekent dat het hof zijn oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd. De zaak is verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.