ECLINLHR2023141
Instantie Hoge Raad
Datum uitspraak 03-02-2023
Datum publicatie 03-02-2023
Zaaknummer 22/01432
Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:804
Rechtsgebieden Belastingrecht
Bijzondere kenmerken Cassatie
Inhoudsindicatie Box 3; strijdigheid met art. 1 EP; individuele en buitensporige last; toepassing HR 20 mei 2022. Zie: ECLI:NL:HR:2023:127
Vindplaatsen Rechtspraak.nl; Viditax (FutD), 3-2-2023
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/01432
Datum 3 februari 2023
ARREST in de zaak van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 1 maart 2021, nrs. 20/00631, 20/00632, 20/00633 en 20/00634 op het hoger beroep
van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 19/3810, 20/978, 20/980 en 20/982) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2015 tot en met 2018 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Op 25 augustus 2022 heeft Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.1
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten falen op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 22/01334, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel, M.T. Boerlage, P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier S. Joosten, en in het openbaar uitgesproken
op 3 februari 2023.
1 ECLI:NL:PHR:2022:804.