Titel
Terecht geen rechtsherstel verleend
Publicatiedatum
09/02/2023
Categorie
Inkomstenbelasting
Bron
Hoge Raad
Aard
jurisprudentie
Nummer
ECLINLHR2023127, 22/01334
Samenvatting

Gezien de hoeveelheid bezwaren tegen de aanslagen inkomstenbelasting in box 3 zijn de afgelopen jaren steeds massaalbezwaarprocedures ingesteld. In deze procedures is collectief uitspraak op bezwaar gedaan.

De bezwaren van een belanghebbende tegen de aanslagen voor de jaren 2017 en 2018 vielen onder massaalbezwaarprocedures. De bezwaren zijn gesplitst in een individueel en een collectief deel. Alleen dat laatste viel onder de massaalbezwaarprocedure. De inspecteur heeft de individuele bezwaren voor beide jaren ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het tegen de uitspraken op bezwaar ingestelde beroep ongegrond verklaard. Hof Amsterdam heeft in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De vraag of de heffing in box 3 over de jaren 2017 en 2018 voor de belanghebbende een individuele en buitensporige last vormde heeft het hof ontkennend beantwoord. Het hof heeft vastgesteld dat de heffing ter zake van de bank- en spaartegoeden niet hoger is dan het behaalde rendement.

In het arrest van 20 mei 2022 heeft de Hoge Raad als regel geformuleerd dat de rechter vanaf de datum waarop in de massaalbezwaarprocedure een collectieve uitspraak is gedaan bij de behandeling van het individuele bezwaar de gevolgen van de collectieve uitspraak voor de belanghebbende in zijn oordeel kan betrekken. Uit dat arrest mag volgens de Hoge Raad niet worden afgeleid dat de rechter na de collectieve uitspraak op bezwaar steeds gehouden is de gevolgen daarvan zelfstandig te bepalen en daarmee vooruit te lopen op een nog te nemen individuele verminderingsbeslissing. Uit dat arrest volgt evenmin dat de rechter, in die gevallen waarin hij finale beslechting van het geschil niet mogelijk acht, gehouden is zijn uitspraak pas te doen nadat partijen zich over de gevolgen van de collectieve uitspraak en de daarop gebaseerde individuele verminderingsbeslissing hebben kunnen uitlaten.

Als de rechter aanknopingspunten vindt om aan te nemen dat het te bieden rechtsherstel niet tot een andere beoordeling van de individuele buitensporige last verplicht, staat het de rechter vrij zich te beperken tot een oordeel over de individuele buitensporige last. Het oordeel van Hof Amsterdam en de overwegingen waarop dat oordeel berust, geven niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting.