Bij wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna Arbobesluit) (Stb. 2022, nr. 501) is de regelgeving in afdeling 2 van hoofdstuk 2 over de aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie herzien en geactualiseerd. Het besluit strekt tot wijziging
van de regels voor de voorkoming van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken, ten behoeve van de veiligheid en de gezondheid van de in het bedrijf of inrichting werkzame werknemers, zoals
deze zijn opgenomen in hoofdstuk 2, afdeling 2 van het Arbobesluit. Deze regeling heet de Aanvullende Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (ARIE), oftewel de ARIE-regeling.
Ten aanzien van een aantal voorschriften en verplichtingen uit de ARIE-regeling kan uitwerking plaatsvinden bij ministeriële regeling, in casu de Arbeidsomstandighedenregeling (hierna: Arboregeling). De voorschriften in de Arboregeling betreffende de oude
ARIE-regeling dienden geactualiseerd te worden en meer aan te sluiten op het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 (hierna: Brzo 2015) of het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal). Voor verdere beschrijving zie de nota van toelichting van de ARIE-regelgeving
(Stb. 2022, nr. 501).In deze regeling worden nadere regels gegeven op grond van de nieuwe artikelen 2.5a, 2.5b en 2.5c van het Arbobesluit. Deze artikelen bevatten voorschriften voor de voorkoming en beperking van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen
betrokken zijn. In deze regeling worden ter uitwerking van het Arbobesluit – met bijbehorende bijlagen – voorschriften gegeven inzake:
– Procedures voor de risico-inventarisatie en -evaluatie;
– Scenariobeschrijvingen;
– Onderdelen van het veiligheidsbeheerssysteem; en
– Intern noodplan.
Verder is in deze regeling in bijlage I opgenomen: de lijst van stoffen met bijbehorende drempelwaarden, behorend bij artikel 2.3, eerste lid, van het Arbobesluit. Deze lijst is opgedeeld in: categorieën gevaarlijke stoffen (deel I); gevaarlijke stoffen
die met naam genoemd worden (deel 2); een sommatie-regel (deel 3) en een toelichting bij de bijlage inclusief leeswijzer en rekenvoorbeelden.
Regeldruk
De in het Arbobesluit geregelde ARIE behoeft op een aantal onderdelen nadere uitwerking in de Arboregeling (procedures RI&E; scenario-beschrijvingen, veiligheidsbeheerssysteem, intern noodplan). Dit is al het geval bij de huidige ARIE. De uitwerking bij
de nieuwe ARIE verschilt daar niet wezenlijk van. Het gaat om een actualisering en om aanpassing van terminologie aan die van het Brzo en Bal. De regeldruk op het niveau van de Arboregeling wijzigt niet. Die speelt op het niveau van het Arbobesluit. In de
(concept-)nota van toelichting daarbij werd onder meer het volgende over opgemerkt: De aanpassing in het Arbobesluit heeft gevolgen voor de administratieve lasten van bedrijven. Over het algemeen is de regeldruk beperkt, aangezien de nieuwe ARIE-regeling nagenoeg
dezelfde verplichtingen betreft in vergelijking met de oude ARIE-regeling. Daarnaast worden in de nieuwe regeling de belangrijkste ARIE-verplichtingen en de verplichtingen op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving geüniformeerd, wat het makkelijker
maakt om van de ene op de andere regeling over te gaan. Bovendien is de aanwijssystematiek van de ARIE-regeling vergemakkelijkt, hetgeen ook een positief effect heeft op de administratieve lasten. Het effect op de regeldruk van deze vereenvoudigingen is lastig
in te schatten en waarschijnlijk beperkt.
Aan de andere kant nemen de administratieve lasten toe. Zo zullen alle 800 bedrijven en inrichtingen die ARIE-plichtig zijn kennis moeten nemen van de nieuwe verplichtingen, zich eenmalig (opnieuw of voor het eerst) moeten aanmelden en gegevens verzamelen.
Deze handelingen te samen worden geschat op ca 2,5 uren per bedrijf. De geraamde kosten hiervan zijn € 130.000.Van de 800 bedrijven zijn er circa 200 die voor het eerst ARIE-plichtig zijn Naast de bovengenoemde handelingen zullen zij aanvullende handelingen
moet uitvoeren. Dit is onder anderen het inschakelen van deskundig advies (2 uren) als incidentele handeling. De kosten hiervoor zijn geraamd op € 21.600 voor alle bedrijven in totaal. Daarnaast zijn er structurele handelingen voor het blijven voldoen aan
de nieuwe richtlijnen (10 uren). De kosten hiervoor worden geraamd op € 110.000.
Concluderend leidt de wetswijziging tot verhoogde incidentele kosten van € 130.000 en structurele kosten van € 110.000. Bij alle berekening is het tarief van € 54,– per uur gehanteerd voor het intern uurtarief van een hoogopgeleide medewerker.
Reacties consultatie
Tijdens de internetconsultatieronde zijn achttien reacties ontvangen.
Deze reacties zijn afkomstig van bedrijven en organisaties die werken met gevaarlijke stoffen of waarvan de leden werken met gevaarlijke stoffen. Onder anderen zijn reacties ontvangen van VNO-NCW, de FNV, de VNCI, de VHCP en veiligheidskundige. De overige
bedrijven en organisaties komen uit de afvalbranche, de detailhandel, de zuivelbranche en de transportsector. De reacties zijn grotendeels gelijk aan de reacties die gemaakt zijn bij de internetconsultatie op de wijziging van de Arbeidsomstandighedenbesluit
in verband met de ARIE-regeling. Hier wordt daarom niet opnieuw op deze punten ingegaan.
Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
De Nederlands Arbeidsinspectie is belast met het toezicht op de naleving van de Arbowet- en regelgeving, inclusief de ARIE-regeling.
Ook in het traject van de wijziging van de Arboregeling heeft een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets plaatsgevonden. Uit deze uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets blijkt dat de wijziging van de Arboregeling uitvoerbaar en handhaafbaar is.
Er zijn enkele redactionele punten vanuit de verschillende geledingen van de NLA (Handhaving, IKC, toezichtprogramma Bmgs en BDI) gedeeld met de betrokken beleidsdirectie en wetgevingsjuristen, en deze zijn waar mogelijk aangepast.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
De volgorde van de artikelen is, in navolging van de in het Arbobesluit opgenomen nieuwe ARIE-regeling, aangepast. Eerst de aanvullende risico-inventarisatie en evaluatie, dan het veiligheidsbeheer-systeem en tot slot het intern noodplan.
Artikel 2.0 Vastlegging preventiebeleid voor zware ongevallen
Op grond van artikel 2.5, eerste lid, van het Arbobesluit is de werkgever verplicht een document op te stellen waarin hij zijn preventiebeleid inzake de beheersing van risico’s van zware ongevallen vastlegt. In het document licht de werkgever toe hoe hij
een hoog beschermingsniveau voor zijn werknemers bereikt.
In de oude ARIE-regeling was dit niet verder ingevuld. Het is echter zowel voor de werkgever als voor de NLA van belang dat er inhoudelijke eisen zijn gegeven aan de hand waarvan het preventiebeleid getoetst kan worden. Artikel 4.10, derde lid, BAL (voorheen
artikel 4 van het bij het Brzo 2015 behorende Regeling risico’s zware ongevallen) bevat eisen voor het invullen van het preventiebeleid bij Seveso-inrichtingen, die ook goed te gebruiken zijn bij de ARIE-regeling.
Artikel 2.0 regelt aan welke eisen de beschrijving van het preventiebeleid in het document moet voldoen. De aard en de omvang van de risico’s van zware ongevallen worden in hoofdlijnen beschreven.
Het document bevat een verwijzing naar het veiligheidsbeheerssysteem dat voldoet aan de criteria in bijlage Ib, behorend bij artikel 2.0c Arboregeling. Verder beschrijft het document de onderliggende beginselen die de verbinding vormen tussen het preventiebeleid
en het veiligheidsbeheerssysteem. Het veiligheids-beheerssysteem speelt een belangrijke rol bij de beheersing van zware ongevallen.
Bij de beschrijving van de risico’s wordt rekening gehouden met de belangrijkste binnen dan wel buiten het bedrijf of de inrichting voorkomende gevaarbronnen die een zwaar ongeval voor de gezondheid van de werknemers kunnen veroorzaken.
Het document bevat ook de criteria die hebben geleid tot vaststelling van de belangrijkste risico’s van het bedrijf of de inrichting.
Tot slot biedt het document informatie over de keuze van de getroffen maatregelen om de belangrijkste risico’s van het bedrijf of de inrichting te beperken.
Artikel 2.0a Procedures voor de identificatie en evaluatie van de gevaren en risico’s van zware ongevallen
Dit artikel komt inhoudelijk overeen met artikel 2.0a Arboregeling (oud). Wel is de aanhef nu geformuleerd conform artikel 2.5, eerste lid, Arbobesluit (en artikel 2.5b, eerste lid, Arbobesluit (oud)).In dit artikel worden eisen gesteld aan de procedures
op grond waarvan een bedrijf of inrichting komt tot een systematische identificatie en evaluatie van gevaren en risico’s van zware ongevallen. Het begrip ongewenste gebeurtenissen, dat niet voorkwam/voorkomt in het Arbobesluit, was hier
verwarrend en is daarom geschrapt in artikel 2.0a (nieuw).Bedoeling is dat de toegepaste veiligheidsstudies in lijn zijn met de aard en de complexiteit van de gevaren en risico’s die beheerst moeten worden. Voor opslaginstallaties kan bijvoorbeeld worden
volstaan met relatief eenvoudige studies, zoals een beperkte procesveiligheidsanalyse, terwijl voor complexe procesinstallaties gebruik gemaakt kan worden van bijvoorbeeld een risicoanalyse, een procesveiligheidsanalyse, storingsanalyses en taakanalyses. Om
te kunnen bepalen welke veiligheidsstudie in welke situatie moet worden gebruikt, moet de werkgever heldere criteria en procedures vaststellen.
Artikel 2.0b Beschrijving scenario’s
Dit artikel, zoals verder uitgewerkt in bijlage Ia, komt inhoudelijk overeen met artikel 2.0b Arboregeling (oud) en met de eisen zoals die voor Seveso-bedrijven zijn vastgesteld krachtens het Bal. Met dien verstande dat de in artikel 2.0b, vierde lid, Arboregeling
(oud) opgenomen eis ter zake van het geven van een indicatie van de kosten verbonden aan het treffen van de maatregelen, is vervallen. Dit in navolging van artikel 4.15 Bal.
In bijlage Ia worden nadere eisen gesteld aan de beschrijving van de scenario’s per installatie. Gegeven het feit dat er ten aanzien van de gevraagde scenario’s diverse mogelijkheden zijn, heeft het eerste lid van dit artikel tot doel om in ieder geval van
de meest risicovolle onderdelen van de installatie de scenario’s te genereren.
De aanvullende eisen voor de risico-inventarisatie en -evaluatie richten zich specifiek op situaties met een kleine kans van optreden van een zwaar ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, maar met mogelijk (zeer) ernstige gevolgen. De standaard
RI&E is minder geschikt om deze situaties adequaat te beoordelen en te beheersen.
De bedoeling van scenario’s is om in beeld te brengen wat naast de gevaren en risico’s de getroffen maatregelen zijn. Dit dient op zodanige wijze te gebeuren dat het totaal van alle beschreven scenario’s een compleet inzicht geeft van alle binnen het bedrijf
getroffen maatregelen, van technische of organisatorische aard.
In de praktijk kan dit betekenen dat met een gericht aantal uitgebreide scenario’s vaak het hele veiligheidsbeheerssysteem aan de orde kan komen, terwijl ten aanzien van hele gespecialiseerde technische voorzieningen vaak al volstaan kan worden met een enkel
scenario. In het eerste lid van dit artikel is voorgeschreven dat de identificatie van de onderdelen van de installaties die de grootste risico’s van een zwaar ongeval met zich meebrengen, moet plaatsvinden op basis van een gedocumenteerde methode. Dit brengt
met zich mee dat schriftelijk wordt vastgelegd op welke wijze deze identificatie heeft plaatsgevonden.
Uit de beschrijving van het scenario moet kunnen worden afgeleid welk voorval dat scenario op gang brengt en wat de gevolgen daarvan kunnen zijn (brand, explosie, vrijkomen van gevaarlijke stoffen). Tevens moet de beschrijving zoveel mogelijk inzicht geven
in de mogelijkheid van het optreden van dat scenario. Elk scenario beschrijft steeds de opeenvolgende stappen vanaf een initiële gebeurtenis die via één enkelvoudige lijn leidt tot het «loss of containment» en vervolgens via een gevolgenlijn leidt tot het
maximale effect. Inzicht dient te worden gegeven in de omvang van het optredende effect van het betreffende installatiescenario.
De resterende kans dat een zwaar ongeval geschiedt en de ernst van de gevolgen van het zware ongeval zijn hulpmiddelen die inzicht geven. Alleen met het voldoen aan de verplichtingen die het Arbobesluit oplegt, wordt invulling gegeven aan artikel 2.5, derde
lid, Arbobesluit.
In artikel 2.5a, vijfde lid, Arbobesluit is bepaald dat uit de scenario’s, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder b, blijkt dat de gevaren en risico’s van zware ongevallen op adequate wijze worden beheerst met het complete stelsel van getroffen technische
en organisatorische maatregelen.
Artikel 2.0c (veiligheidsbeheerssysteem)
Dit artikel komt tekstueel overeen met artikelen 2.0(oud).Voor de ontwikkeling en de uitvoering van een beleid inzake de beheersing van de gevaren en risico’s van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken moet een veiligheidsbeheerssysteem
worden ingevoerd. De specifieke risico’s van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen stellen speciale eisen aan het managementsysteem dat bedrijven in het algemeen voeren om het goed functioneren van de organisatie te waarborgen. In bedrijven en inrichtingen
met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen moeten de onderdelen van dit algemene managementsysteem specifiek aangepast zijn aan het voeren van een succesvol preventiebeleid ter voorkoming van zware ongevallen.
In bijlage Ib is dit verder uitgewerkt. In deze bijlage is vermeld welke onderwerpen door middel van het veiligheidsbeheerssysteem minimaal geregeld moeten worden. Hierbij gaat het om de toedeling van taken en verantwoordelijkheden van de werknemers,
de organisatorische structuur, de procedés en middelen, gericht op het voorkomen en beheersen van zware ongevallen. Verder gaat het om bijvoorbeeld het toezicht op de uitvoering van het preventiebeleid, de planning voor noodsituaties en het toezicht op de
effectiviteit van het gevoerde preventiebeleid.
Informatie over het veiligheidsbeheerssysteem moet in een zodanige vorm in het bedrijf aanwezig zijn, dat bij een inspectiebezoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie de werking ervan kan worden onderzocht. De werkgever moet kunnen aantonen dat het geformuleerde
preventiebeleid inzake zware ongevallen met het veiligheidsbeheerssysteem adequaat kan worden uitgevoerd.
Artikel 2.0d (intern noodplan)
Dit artikel komt tekstueel overeen met artikel 2.0c (oud).Het intern noodplan bevat maatregelen die het bedrijf of de inrichting moet nemen in geval van een calamiteit. In bijlage Ic is vermeld welke gegevens en beschrijvingen ten minste in het noodplan
moeten worden opgenomen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om informatie over wie bevoegd is noodprocedures in werking te laten treden, wie de leiding en coördinatie van de maatregelen bij ongevallen heeft en de informatie aan werknemers hoe te handelen bij calamiteiten.
Voorts wordt in het noodplan een beschrijving gegeven van de maatregelen ter beheersing van de noodtoestand en ter beperking van de gevolgen daarvan, met inbegrip van de beschikbare veiligheidsuitrusting en middelen.
In het veiligheidsbeheerssysteem wordt op grond van bijlage Ib, behorend bij artikel 2.0c, de planning van noodsituaties geregeld. Hierbij gaat het om de vaststelling en toepassing van procedures voor de systematische identificatie van noodsituaties alsmede
voor het uitwerken, beoefenen, en toetsen van de noodplannen. De inhoud van het noodplan kan bijdragen aan een effectieve uitvoering van taken in het kader van de bedrijfshulpverlening, bedoeld in artikel 15 Arbowet en ter uitvoering hiervan afdeling 4 van
hoofdstuk 2 Arbobesluit.
Het ligt voor de hand dat bij het vorm en inhoud geven aan het beleid met betrekking tot de bedrijfshulpverlening aandacht wordt besteed aan het noodplan. Met bedrijfshulpverlening wordt beoogd de direct nadelige gevolgen voor werknemers en andere in het
bedrijf aanwezige personen van ongevallen, brand en andere ongewilde gebeurtenissen zoals explosies, instorting of het vrijkomen van gevaarlijke stoffen, zoveel mogelijk te beperken. Het gaat daarbij om een snel en effectief optreden ter plaatse en om het
zo nodig direct inschakelen van hulp- en noodorganisaties. In die zin vervult de bedrijfshulpverlener een voorpostfunctie.
In verband hiermee is het van essentieel belang om tijdig en vooraf met de brandweer en andere hulpverleningsorganisaties afspraken te maken over de wijze waarop deze moeten worden gewaarschuwd en kunnen worden bijgestaan en de gegevens die direct aan de
betreffende instanties moeten worden verstrekt.
Indien de mogelijke effecten van een calamiteit daartoe aanleiding geven, verdient het voorts aanbeveling om het intern noodplan af te stemmen met de veiligheidsregio of nabijgelegen bedrijven.
Artikel 2.0e Buiten toepassing verklaring geheel of gedeeltelijk van Hoofdstuk 2, Afdeling 2, Arbeidsomstandighedenbesluit
In artikel 2.4, vierde lid, Arbobesluit is voorzien in de mogelijkheid om bij ministeriele regeling bedrijven of inrichtingen (waaronder onderdelen van de overheid) geheel of gedeeltelijk uit te zonderen van de toepasselijkheid van de ARIE-regeling als sprake
is van beperkte gevaren of risico’s op een zwaar ongeval. Er zijn op dit moment geen bedrijven of inrichtingen volledig uitgezonderd. De in het eerste en tweede lid, opgenomen uitzonderingen op onderdelen van de ARIE-regeling, waren al aangekondigd in de toelichting
bij artikel 2.4.De mogelijke uitzondering van LPG-takstations wordt nu niet opgenomen maar kan later wel plaatsvinden indien er veel LPG-tankstations onder de ARIE-regeling gaan vallen en deze niet vaak van dezelfde eigenaren zijn. Hetzelfde geldt mogelijk
ook voor propaantanks die onder andere in de landbouwsector worden gebruikt. Die tanks worden vaak gehuurd waarbij de gebruiker geen of beperkte toegang tot de tank heeft laat staan voor het vullen of onderhoud van de tank. De eigenaar van de tank heeft dan
de ARIE-verplichting.
Artikel I, onderdelen B en C
De nieuwe ARIE-regeling bevat een duaal sanctiestelsel (zowel straf- als bestuurlijke sanctionering). Met onderhavige aanpassing van artikel 8.29a wordt het niet naleven van de in de artikelen 2.0, 2.0a, 2.0b, 2.0c en 2.0d Arboregeling (nieuw) opgenomen
verplichtingen voortaan ook een bestuurlijke overtreding voor de werkgever.
Op grond van artikel 34, zevende en achtste lid, Arbowet wordt bij het vaststellen van recidive niet alleen gekeken naar dezelfde overtreding, maar ook naar een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen soortgelijke overtreding. Dit geldt
niet alleen voor de bestuurlijke beboeting, maar ook voor de preventieve stillegging (artikel 9.10a, eerste lid, Arbobesluit).De soortgelijke overtredingen worden ingevolge artikel 9.10c Arbobesluit aangewezen bij ministeriële regeling. Dat is artikel 9.29c
Arboregeling. Met onderhavige aanpassing van artikel 9.29c worden overtredingen van de verschillende leden van hetzelfde artikel van het Arbobesluit of de Arboregeling aangemerkt als soortgelijke overtredingen. Met als gevolg dat bij een tweede overtreding
een zwaardere sanctie opgelegd zal worden.
Artikel I, onderdeel D, en bijlage 1 (Bijlage I Lijst van stoffen, behorend bij artikel 2.3, eerste lid, Arbobesluit)
De in Bijlage 1 (Bijlage I bij de Arboregeling) opgenomen Lijst van stoffen strekt ter uitvoering van artikel 2.2, onderdeel a, Arbobesluit (nieuw).
In deze lijst zijn de voor de nieuwe ARIE-regeling relevante stoffen met daarbij behorende drempelwaarden opgenomen. Verder zijn in deze lijst opgenomen een onderdeel met name genoemde stoffen en een sommatieregel.
Als een of meer stoffen in een bedrijf of inrichting aanwezig zijn – of verwacht worden aanwezig te zijn in het bedrijf of inrichting – die vallen onder een CLP-categorie opgenomen in deze lijst, en waarvan de hoeveelheid hoger is dan de aangegeven drempelwaarde
in deze lijst, dan is het bedrijf of inrichting ARIE-plichtig. Het bedrijf of inrichting moet zich dan bij de Nederlandse Arbeidsinspectie melden als ARIE-plichtig en aan de bijbehorende verplichtingen voldoen. Voor de opzet en inhoud van deze lijst wordt
verder verwezen naar de daarbij behorende toelichting.
Artikel I, onderdelen E en F, en bijlagen 2 (Bijlage 1a Beschrijving scenario’s), 3 (Bijlage Ib Veiligheidsbeheerssysteem) en 4 (Bijlage Ic Intern noodplan)
De in bijlage 2 (Bijlage 1a bij de Arboregeling) opgenomen lijst van elementen die bij de beschrijving van de scenario’s tot uitdrukking moeten komen strekt ter uitvoering van artikel 2.5a, tweede lid, Arbobesluit. Inhoudelijk komt bijlage Ia overeen met
artikel 2.0b Arboregeling (oud). Met dien verstande dat de in artikel 2.0b, vierde lid, Arboregeling (oud) opgenomen eis ter zake van het geven van een indicatie van de kosten verbonden aan het treffen van de maatregelen, is vervallen. Zie ook bij Artikel
I, artikel 2.0a Beschrijving scenario’s.
De in bijlage 3 (Bijlage Ib bij de Arboregeling) opgenomen lijst van elementen die in het ARIE-veiligheidsbeheerssysteem tot uitdrukking moeten komen, strekt ter uitvoering van artikel 2.5a, eerste lid, Arbobesluit.
Omdat bij de nieuwe ARIE-regeling, zoals opgenomen in het Arbobesluit, meer aansluiting is gezocht bij het Bal, is, zoals reeds is opgemerkt ook voor wat betreft de nadere uitwerking gekeken naar de Bijlagen bij de Seveso III richtlijn. Voor Bijlage Ib (nieuw)
is gebruik gemaakt van bijlage III behorend bij de Seveso III richtlijn. Zie ook bij Artikel I, artikel 2.0c Veiligheidsbeheerssysteem.
De in bijlage 4 (Bijlage Ic bij de Arboregeling) opgenomen lijst van beschrijvingen en gegevens die in het noodplan van de ARIE-regeling moeten zijn opgenomen, strekt ter uitvoering van artikel 2.5b, eerste lid, Arbobesluit. De lijst is afgezien van enkele
kleine redactionele aanpassingen, gelijk aan de Bijlage II Arboregeling (oud). De bijlage sluit ook aan bij Bijlage IV behorend bij de Seveso III richtlijn. Dat heeft niet geleid tot een fundamenteel andere opzet of meer aandachtspunten, maar wel tot een actualisering
en uitbouw van bepaalde onderdelen. Zie ook bij artikel I, artikel 2.0d Intern noodplan.
Bijlage II Arboregeling (oud) vervalt.
Artikelen II en III
De nieuwe ARIE-regeling, zoals opgenomen in het Arbobesluit, treedt in werking per 1 januari 2023. Voor bepaalde bedrijven en inrichtingen en bepaalde onderdelen geldt echter een overgangsregeling tot en met 31 december 2023. Die overgangsregeling moet uiteraard
ook gelden voor de nieuwe ARIE-regeling, zoals opgenomen in de Arboregeling. Artikel II voorziet daarin. Concreet betekent dit dat alle ARIE-bedrijven en inrichtingen pas op 31 december 2023 volledig moeten voldoen aan de verplichtingen betreffende de scenario’s
(art 2.0b) en het intern noodplan (artikel 2.0d).
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip