ARTIKEL III
De Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A.
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste zin wordt ‘2009, 2010, 2011 of in de periode van 1 juli tot en met 31 december 2013’ vervangen door ‘2023’ en wordt ‘vóór 1 januari 2012, vóór 1 januari 2013, vóór 1 januari 2014, onderscheidenlijk vóór 1 januari 2016,’ vervangen door ‘vóór
1 januari 2026’.b. De tweede en derde zin vervallen.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel b wordt ‘woonschepen’ vervangen door ‘schepen’.
b. Na onderdeel b wordt, onder verlettering van de onderdelen c tot en met j tot d tot en met k, een onderdeel ingevoegd, luidende:
c .vliegtuigen;
c. In onderdeel f (nieuw) wordt ‘zeer zuinige personenauto’s als bedoeld in het vierde lid’ vervangen door ‘personenauto’s waarvan uit het kentekenregister blijkt dat de CO2-uitstoot 0 gram per kilometer is’.
3. In het derde lid wordt ‘De in het eerste lid genoemde datum van 1 januari 2012, 1 januari 2013, 1 januari 2014, onderscheidenlijk 1 januari 2016’ vervangen door ‘De datum van 1 januari 2026’.4. Het vierde lid vervalt.
B.
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:1. Het eerste lid alsmede de aanduiding ‘2.’ voor het tweede lid vervallen.
2. In de tekst wordt ‘de periode van 1 juli tot en met 31 december 2013’ vervangen door ‘het kalenderjaar 2023’.
C.
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.
2. De tekst wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste zin wordt ‘31 december 2011, op 31 december 2012, op 31 december 2013, onderscheidenlijk op 31 december 2015’ vervangen door ‘31 december 2025’.
b. In de tweede zin vervalt ‘, bedoeld in de eerste volzin,’ en wordt ‘de in artikel 13, derde lid, bedoelde verschuiving’ vervangen door ‘de verschuiving, bedoeld in artikel 13, derde lid’.
Artikel III
Artikel III, onderdeel A (artikel 13 van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001)
De regeling voor willekeurige afschrijving wordt tijdelijk verruimd voor nieuwe bedrijfsmiddelen die worden aangewezen op grond van artikel 3.34 Wet IB 2001. Deze verruiming geldt zowel voor de vennootschapsbelasting als de inkomstenbelasting en alleen voor
aangewezen bedrijfsmiddelen die niet eerder in gebruik zijn genomen, voor zover de belastingplichtige ter zake van de aanschaffing verplichtingen aangaat of ter zake van de voortbrenging voortbrengingskosten maakt in het kalenderjaar 2023. De ingebruikneming
van het bedrijfsmiddel door de belastingplichtige dient plaats te vinden vóór 1 januari 2026.
De regeling voor willekeurige afschrijving voor aangewezen bedrijfsmiddelen voor 2023 is op hoofdlijnen gelijk aan de regeling die gold voor de jaren 2009, 2010, 2011 en (deels) 2013. De wijzigingen ten opzichte van die regeling worden hierna toegelicht.
Schepen en vliegtuigen worden uitgesloten van de willekeurige afschrijving voor het kalenderjaar 2023 (artikel 13, tweede lid, onderdelen b en c, van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001). Op basis van ervaringen met de willekeurige afschrijving
voor de jaren 2009, 2010, 2011 en (deels) 2013 is namelijk gebleken dat de willekeurige afschrijving voor deze bedrijfsmiddelen heeft geleid tot onwenselijk gebruik.
De uitzondering voor zuinige personenauto’s die gold voor de eerdere (hiervoor genoemde) jaren (met een CO2-uitstoot van maximaal 110 gram per kilometer) wordt voor het kalenderjaar 2023 vervangen door een uitzondering voor personenauto’s waarvan uit het
kentekenregister blijkt dat de CO2-uitstoot 0 gram per kilometer is (nulemissie) (artikel 13, tweede lid, onderdeel f (nieuw), van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001). Hiermee wordt aansluiting gezocht bij de bijtellingsregels voor het privégebruik
van de auto van de zaak
Artikel III, onderdeel B (artikel 14 van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001)
Artikel 14, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001 vervalt omdat dat lid met ingang van 1 januari 2023 zijn betekenis verliest. Daarmee bestaat genoemd artikel 14 niet langer uit leden.
Bij de willekeurige afschrijving voor 2023 mag – in lijn met de in 2013 geldende regeling – in 2023 maximaal 50% willekeurig worden afgeschreven en dient het restant regulier te worden afgeschreven. Derhalve kan, voor zover de belastingplichtige ter zake
van de aanschaffing of voortbrenging van aangewezen bedrijfsmiddelen als bedoeld in artikel 13 van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001 verplichtingen is aangegaan of voortbrengingskosten heeft gemaakt in het kalenderjaar 2023, eenmalig ten
hoogste 50% van de af te schrijven aanschaffings- of voortbrengingskosten willekeurig worden afgeschreven in het kalenderjaar 2023.
Artikel III, onderdeel C (artikel 15 van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001)
Artikel 15, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001 vervalt omdat dat lid met ingang van 1 januari 2023 zijn betekenis verliest. Daarmee bestaat genoemd artikel 15 niet langer uit leden.
Als een bedrijfsmiddel waarop willekeurig is afgeschreven, vóór 1 januari 2026 zodanig van bestemming wijzigt dat het bedrijfsmiddel niet meer voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld aan willekeurige afschrijving, wordt ingevolge artikel 3.38 Wet IB
2001 in combinatie met artikel 15 van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001 de reeds genoten willekeurige afschrijving teruggenomen. In dit verband wordt de datum, bedoeld in genoemd artikel 15, waarop de periode eindigt dat aan die voorwaarden
moet zijn voldaan, gesteld op 31 december 2025. Ingevolge de tweede zin van genoemd artikel 15 wordt die datum onder omstandigheden verschoven naar een latere datum. De wijzigingen in die tweede zin hebben geen inhoudelijke betekenis en dienen om de bepaling
in overeenstemming te brengen met de Aanwijzingen voor de regelgeving. Het terugnemen van de reeds genoten willekeurige afschrijving gebeurt door verhoging van de boekwaarde tot het niveau dat zou zijn bereikt als niet willekeurig was afgeschreven. Gewone
afschrijving kan plaatsvinden vanaf het tijdstip waarop het bedrijfsmiddel in gebruik is genomen. Willekeurige afschrijving is op grond van artikel 3.35 Wet IB 2001 reeds mogelijk zodra de investeringsverplichting is aangegaan of voortbrengingskosten met betrekking
tot het bedrijfsmiddel zijn gemaakt. Op grond van artikel 3.35 Wet IB 2001 kan het bedrag van de willekeurige afschrijving echter niet hoger zijn dan het bedrag dat ter zake van die verplichting is betaald of het bedrag dat aan voortbrengingskosten is gemaakt.
Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2022 tot wijziging van onder meer enige uitvoeringsregelingen op het gebied van belastingen en toeslagen (Eindejaarsregeling 2022)
Nr. 2022-0000289823, Staatscourant 2022, Nr. 33377
27 december 2022