Titel
Vijf afzonderlijke schenkingen vormen geen periodieke uitkering
Publicatiedatum
22/12/2022
Categorie
Successiewet
Bron
Hoge Raad
Aard
jurisprudentie
Nummer
ECLINLHR20221785, 21/03794
Samenvatting

De staatssecretaris heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van Hof Den Bosch over de heffing van het schenkingsrecht.

Op 7 maart 2013 zijn vijf afzonderlijke notariële akten van schenking verleden. In elke akte staat dat de schenkers een bedrag van € 10.000 schuldig erkennen aan de verkrijger, die de schuldigerkenning aanvaardt. Het geschonken bedrag is direct opeisbaar bij het overlijden van de langstlevende schenker. Elke akte omvat een herroepingsrecht en een recht tot vervroegde aflossing. In vier van de vijf akten staat dat de schenking plaatsvindt onder de opschortende voorwaarde dat de langstlevende schenker op respectievelijk 1 januari 2014, 1 januari 2015, 1 januari 2016 en 1 januari 2017 in leven is. In de vijfde akte staat die voorwaarde niet. De Belastingdienst heeft deze reeks schenkingen aangemerkt als een vorderingsrecht om gedurende een vaststaande tijd op gezette tijdstippen bepaalde bedragen te ontvangen. Volgens de Belastingdienst is een periodieke uitkering geschonken.

Volgens het hof vormen de schenkingen geen periodieke uitkering. De staatssecretaris is van mening dat wel sprake is van een periodieke uitkering. Volgens de staatssecretaris maakt de civielrechtelijke vorm van vijf afzonderlijke akten niet dat sprake is van meerdere overeenkomsten. De opschortende voorwaarde van in leven zijn van de langstlevende schenker is volgens de staatssecretaris in wezen een ontbindende voorwaarde.

De Hoge Raad deelt de opvatting van de staatssecretaris niet. Het hof heeft terecht betekenis toegekend aan de civielrechtelijke vorm van de schenkingen. Zelfstandige kwalificatie van de overeenkomsten ter vermijding van onaanvaardbare gevolgen voor de belastingheffing is niet aan de orde. Het oordeel van het hof getuigt volgens de Hoge Raad niet van een onjuiste rechtsopvatting.