Staatscourant 2022, Nr. 32371
16 december 2022
Wijziging van het besluit Overdrachtsbelasting en omzetbelasting. Samenloop (besluit van 16 maart 2017, nr. 2017-51500, Stcrt. 2017, 16579)
Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek
Besluit van 13 december 2022, nr. 2022-26122
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit wijzigt onderdeel 5 van het besluit Overdrachtsbelasting en omzetbelasting. Samenloop (besluit van 16 maart 2017, nr. 2017-51500, Stcrt. 2017, 16579). De wijziging betreft de uitbreiding van de gevallen waarin heffing van overdrachtsbelasting
door toepassing van artikel 15, vierde lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (de zogenoemde strafheffing) achterwege kan blijven.
ARTIKEL I
Het besluit van 16 maart 2017, nr. 2017-51500 (Stcrt. 2017, 16579), wordt als volgt gewijzigd:
A
Vóór de bestaande tekst vóór onderdeel 1 (Inleiding) wordt een nieuwe alinea toegevoegd, luidende:
Dit besluit werd gewijzigd bij besluit van 13 december 2022, nr. 2022-26122 (Stcrt. 2022, 32371). De wijziging ziet op de toevoeging van letter g bij onderdeel 5. Het betreft een uitbreiding van de gevallen waarin heffing van overdrachtsbelasting door toepassing
van artikel 15, vierde lid, van de WBR (de zogenoemde strafheffing) achterwege kan blijven.
B
In onderdeel 5 wordt na letter f nieuw toegevoegd letter g, luidende:
g. De btw-belaste (op)levering van onroerende zaken tegen een vergoeding die bij het sluiten van de koop- en/of aannemingsovereenkomst tezamen met btw ten minste de waarde in het economische verkeer1 bedraagt, maar bij de latere verkrijging van de onroerende
zaak lager is dan de waarde in het economische verkeer2 door ontwikkelingen die buiten de invloedssfeer van de verkoper liggen in de volgende twee situaties:
– de bouwkosten zijn na het sluiten van de overeenkomst gestegen;
– de waarde van de onroerende zaak is na het sluiten van de overeenkomst gestegen.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 13 december 2022
De Staatssecretaris van Financiën,
namens deze,
H.G. Roodbeen
hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken
1 De waarde in het economische verkeer wordt ten minste gesteld op de kostprijs van de onroerende zaak, inclusief btw, zoals die zou ontstaan bij voortbrenging door een onafhankelijke derde. Als van toepassing inclusief de aanneemsom van de nog te realiseren
opstal.
2 Zie noot 22.
TOELICHTING
In artikel I, onderdeel A, wordt vóór onderdeel 1 een passage toegevoegd ter toelichting van de wijziging in dit besluit.
De in artikel I opgenomen wijziging betreft de toevoeging van letter g aan onderdeel 5. Hierin zijn situaties opgenomen waarin heffing van overdrachtsbelasting door toepassing van artikel 15, vierde lid, van de WBR (de zogenoemde strafheffing) achterwege
kan blijven.
Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijziging. Deze datum wordt gesteld op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat
daarom geen vervalbepaling (zie Aanwijzing 6.25 Aanwijzingen voor de regelgeving (Stcrt. 1992, 230)).
De Staatssecretaris van Financiën,
namens deze,
H.G. Roodbeen
hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken
5 Artikel 15, vierde lid, van de WBR; achterwege laten van strafheffing
De in artikel 15, eerste lid, van de WBR opgenomen vrijstellingen zijn niet van toepassing, als de verkoopprijs van de onroerende zaak (vergoeding inclusief btw) minder bedraagt dan de waarde in het economische verkeer en de verkrijger de btw niet of niet
nagenoeg geheel in aftrek kan brengen (artikel 15, vierde lid, van de WBR). De waarde in het economische verkeer wordt ten minste gesteld op de kostprijs van de onroerende zaak, inclusief btw (slotzin van artikel 15, vierde lid, van de WBR). Het gaat hier
om de zogenoemde strafheffing. Tijdens de parlementaire behandeling van de wetgeving tot bestrijding van btw-constructies bij onroerende zaken is aangegeven dat de strafheffing is bedoeld om deze constructies tegen te gaan (Eerste Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 172,
nr. 20b, blz. 11).
In een aantal gevallen heb ik aangegeven dat – al dan niet bij wijze van goedkeuring – de strafheffing achterwege kan blijven, omdat ik dat in overeenstemming vind met doel en strekking van artikel 15, vierde lid, van de WBR. Het gaat om de volgende situaties:
a. De levering van een bouwterrein, dat vóór de levering is gesaneerd, waarbij de kosten van de reiniging van de grond niet geheel konden worden doorberekend in de verkoopprijs. Overigens moet het bouwterrein wel worden verkocht tegen ten minste de waarde
in het economische verkeer na sanering (Eerste Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 172, nr. 20b, blz. 11).
b. De verkoop door een aannemer van de laatste woningen beneden de kostprijs binnen een bouwproject dat als geheel winstgevend blijft. De verkoop moet uit zakelijke overwegingen hebben plaatsgevonden (Eerste Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24172,
nr. 20b, blz. 11).
c. De verkoop onder voorwaarden. Het gaat hier om onroerende zaken die ondernemers verkopen beneden de waarde in het economische verkeer om de toegang tot de woningmarkt te bevorderen (zie het besluit van 11 september 2014, nr. BLKB2014/112M, Stcrt.
2014, nr. 26406, inzake de verkoop onder voorwaarden).
d. De uitvoering van bestemmingsplannen door een derde (zoals een projectontwikkelaar) en de latere overdracht door die derde van de aangelegde gemeenschapsvoorzieningen voor een bedrag dat lager is dan de waarde of de kostprijs van die voorzieningen aan
de gemeente. Dit geldt niet voor gemeenschapsvoorzieningen waarvoor geen aanspraak bestaat op compensatie van btw op de voet van de Wet op het BTW-compensatiefonds, als die voorzieningen met btw aan de gemeente zouden worden geleverd (Zie § 2.5.2.3 van het
besluit Omzetbelasting en compensatie van omzetbelasting bij publiekrechtelijke lichamen van 25 januari 2012, nr. BLKB 2012/175M, Stcrt. 2012, nr. 2128).
e. De verkoop van (nieuwe) onroerende zaken tegen de waarde in het economische verkeer, die onder de kostprijs (inclusief btw) ligt. Het gaat om de situatie dat de waarde in het economische verkeer van de betrokken onroerende zaken onder de kostprijs is
gedaald door de teruglopende marktomstandigheden (Tweede Kamer, Handelingen 2008–2009, nr. 31301, nummer vergadering 88, blz.6866, Fiscaal Stimuleringspakket en overige fiscale maatregelen).
f. De verkoop van (nieuwe) onroerende zaken beneden de waarde in het economische verkeer, die onder de kostprijs (inclusief btw) ligt als gevolg van betalingen op basis van een huurgarantie.21